Homilie 18° ZONDAG C 20222
Zusters en broeders,
Het evangelie verhaalt ons hoe een man Jezus opzoekt om tussen te komen in een erfeniskwestie. En ik vermoed dat we met zo’n vraag al direct botsen op een manier, waarop wijzelf soms of zelfs vaak met God omgaan. God is er om problemen op te lossen. En als dat niet zo is, waarom dan nog naar Hem toegaan? Maar God behoort niet tot de dingen van onze wereld, is niet in te passen in onze kaders van nut en efficiëntie, is niet in te palmen voor onze projecten.
Neen, godsdienstig leven is eerst en vooral ‘leven’, maar wel leven waar ruimte is voor God. De vraag is niet: Wat heb ik aan God? De vraag is veeleer: Wat heeft God aan mij? Godsdienstig leven is het leven van alle mensen leven met God aan zijn zijde. Dat maakt het leven zo anders. Dat wil niet zeggen dat wij niet moeten werken, onze kost verdienen, ploegen, zaaien, oogsten en hopen dat de opbrengst overvloedig mag zijn. Maar dit is niet alles. Meer zelfs – het is gekregen. Wij mogen ervan genieten, maar niet louter voor onszelf. Dit alles verwijst naar Iemand, die voor ons zorgt, zoals het kernachtig is onder woorden gebracht in het openingsgebed van deze viering: God, Gij ziet de toekomst én Gij voorziet in wat wij nodig hebben. Gij kent ons bij naam en Gij zorgt voor ons..
Homilie Witte donderdag 2022
WITTE DONDERDAG 2022
INLEIDING
In de naam van de Vader en de Zoon en de heilige Geest. AMEN.
( De genade van de Heer Jezus Christus, de liefde van God en
de gemeenschap van de heilige Geest zij met u allen. EN MET UW GEEST.
Gedenken wij dankbaar de daden des Heren, zijn leven, zijn dood en verrijzenis.
Broeders, dat willen we en mogen we nu deze avond en de komende dagen doen: gedenken – in herinnering brengen – beseffen dat wat Jezus doet met ons eigenste leven te maken heeft.
Gedenken – het stoelt echter op iets dat nog meer fundamenteel is: dat God zelf ons gedenkt, dat God met ons begaan is, dat Hij in Jezus ons leven is komen delen, opdat ons leven LEVEN zou zijn.
Laat ons op die grond gaan staan en vergeving vragen voor elke keer dat wij die grond niet vertrouwen of dat wij een andere grond zoeken.
Ik belijd …
Moge de almachtige God zich over ons ontfermen, onze zonden vergeven,
en ons geleiden tot het eeuwige leven. AMEN.
HOMILIE
Vurig heb Ik ernaar verlangd, eer Ik ga lijden, dit paasmaal met u te eten.
Broeders,
Op Palmzondag hoorden we deze woorden van Jezus als inleiding op het verhaal van het Laatste Avondmaal. Jezus en zijn apostelen – als gelovige joden – gaan het ritueel van de joodse paasviering voltrekken. Het is voor Jezus niet zomaar het vervullen van een plicht. Hij zegt: Vurig heb Ik ernaar verlangd.
Onlangs heb ik de biografie gelezen van Moeder Pia Gullini, de abdis van Grottaferrata en geestelijke moeder van de heilige Maria Gabriëlla. Zij vertelt dat zij jarenlang nauwgezet de observanties en rituelen zoals gebruikelijk in onze Orde heeft vervuld en laten vervullen. En dat er toch iets ontbrak. Ze vergelijkt het met een wierookvat waaruit slecht armzalige rookslierten tevoorschijn komen. Wat ontbrak er? Na jaren komt ze erachter. Wat mankeert is “inwendig vuur”. Ze benoemt ook dat inwendig vuur: zichzelf vergeten uit liefde tot God en uit liefde voor de naaste. Zichzelf geheel en al geven. Ik begreep dat het vuur verteert, dat we ons leven moeten verliezen om het te winnen en wel uit liefde.
Vurig heb Ik ernaar verlangd dit paasmaal met u te eten. Nogmaals – Jezus gaat het ritueel van de joodse paasviering voltrekken. Hij is niet gekomen om op te heffen, maar om tot vervulling te brengen. Jezus gaat het ritueel voltrekken van binnenuit. Hij vult het met zijn gehele wezen; Hij investeert zich geheel en al in dit gebeuren. Hij geeft zichzelf – zoals Moeder Pia zegt – uit liefde tot God en uit liefde voor de mens.
Vurig heb Ik ernaar verlangd, eer Ik ga lijden, dit paasmaal met u te eten. Het vieren van het paasmaal en het lijden dat Jezus te wachten staat vloeien in elkaar. Jezus beseft: dit ritueel gaat over Mij. Ik ben het paaslam, dat geslacht wordt. Ik ben het brood – mijn lichaam voor u. Ik ben de wijn – deze beker is het nieuwe verbond in mijn bloed. Het ritueel wordt waar: de bevrijding uit Egypte, de bevrijding uit alle vormen van verknechting, van verslaving, van angst. De eerste lezing: Als Ik het bloed aan uw huizen zie zal Ik u voorbijgaan. Geen vernietigende plaag zal u treffen. Het bloed wordt Jezus eigen bloed – dit is mijn bloed dat voor u en alle mensen wordt vergoten tot vergeving van de zonden. Sint Jan schouwt dit geheim en schrijft: Hierin bestaat de liefde: niet wij hebben God liefgehad, maar Hij heeft ons liefgehad, en Hij heeft zijn Zoon gezonden om door het offer van zijn leven onze zonden uit te wissen. Jezus geeft zichzelf totaal. Het is een liefdesdaad. En daardoor wordt onze bevrijding heel reëel: alles wat ons scheidt van God en van elkaar wordt weggedagen. Lam Gods dat wegdraagt de zonden van de wereld. Lam Gods – Paaslam! Ik moet denken aan wat Jezus zegt over de boetvaardige zondares: Daarom zeg Ik u: haar zonden zijn haar vergeven, al waren ze vele, want zij heeft veel liefde betoond. Mag ik het naar Jezus toe vertalen: ‘Onze zonden zijn ons vergeven, al waren ze vele, want HIJ heeft veel liefde betoond.’
Broeders, Jezus’ liefde voor ons. Wij worden bemind en dat is ons tot verlossing, tot bevrijding. Jezus’ Liefde – Gods eigen liefde! Want dat gebeurt deze avond. Jezus toont ons de liefde die de Vader ons toedraagt. Hijzelf leeft totaal uit die liefde. Hij verlangt vurig dat wij die liefde leren kennen én ook wij gaan leven in die liefde zoals Hij erin leeft.
Jezus zal ook zeggen: Zoals de Vader Mij heeft liefgehad, zo heb Ik jullie liefgehad. En Hij vervolgt: Zoals Ik jullie heb liefgehad, zo moeten jullie elkaar liefhebben.
Doe dit om Mij te gedenken, of zoals we zopas in het evangelie hoorden: Ik heb u een voorbeeld gegeven, opdat gij zoudt doen zoals Ik u gedaan heb.
Broeders, dus ook naar ons toe: dat inwendige vuur! Onszelf geven uit liefde voor God en uit liefde voor de naaste. Wij kunnen dit Paastriduüm nauwgezet vervullen en toch gaat het aan ons voorbij. We kunnen het beleven van binnenuit: het is onszelf geven; het is sterven aan onszelf; het is ons leven verliezen. En zo komen tot het echte leven: bevrijd van onszelf, open voor alle opvorderingen die op ons af komen. De voorbije weken hebben we een heel ongewone tijd beleefd. Corona gooide zowat alles overhoop. Met ontroering merkte ik op hoe broeders hun verantwoordelijkheid opnamen! Ik moet bekennen – soms ben ik bang iets aan broeders te vragen – er is al zoveel te doen. Maar nu – als ik iets vroeg, was het ‘ja’. En meestal moest ik het niet eens vragen: het gebeurde. Ik voelde leven stromen door die gave van elkeen. Inwendig vuur?! Doe dit tot gedachtenis aan Mij. Moge de Heer dat vuur in ons brandend houden en doen oplaaien! Amen.
Homilie 27' zondag B 2021
God, Gij hebt de hele wereld geschapen
tot één wijde ruimte,
waarin de ene mens de ander nodig heeft
om ùw liefde te ervaren.
Neem uit ons hart de hardheid weg,
die in elke mens uw beeld verduistert.
Broeders en zusters,
Enkele zinnen uit het openingsgebed van deze zondagse eucharistie. Zinnen, die voor mij een sleutel werden om het evangelie van vandaag te beluisteren en zoeken goed te begrijpen. Want evident is dat niet. We kunnen dit evangelie heel onevangelisch toepassen door er formele voorschriften in te zoeken waaraan een mens moet voldoen of verboden waarmee we overtredingen kunnen constateren.
Trouwens bij de aanvang van deze evangeliewoorden krijgen we al een waarschuwing. De Farizeeën benaderen Jezus met een vraag, waarmee ze Hem op de proef willen stellen. Ze willen juist van Hem een duidelijke uitspraak, een helder voorschrift i.v.m. de mogelijkheid tot echtscheiding of nog preciezer – het verstoten van een vrouw. Maar Jezus loopt er niet in. Hij zegt niet ja of nee, maar geeft hun een wedervraag: Wat heeft Mozes u voorgeschreven? En direct komt het antwoord: Mozes heeft toegestaan een scheidingsbrief op te stellen en haar weg te zenden. Dus zij weten het! Ze hebben een voorschrift. En dan gaat Jezus daar echt op in.
Ja, er is een voorschrift, maar dit voorschrift is er – zegt Jezus – om de hardheid van uw hart. ‘Hardheid van hart’ brengt tot starre principes.
HOMILIE 32° zondag B
Rabboeni, maak dat ik zien kan!
Zusters en broeders,
Dit riep de blinde Bartimeüs tot Jezus. We hoorden het twee weken geleden. Bij het lezen van het evangelie van deze zondag kwam die bede weer in mij op. Rabboeni, maak dat ik zien kan! Het is een belangrijke vraag in het Markusevangelie: leren zien, leren juist zien, leren zien wat er is. Of misschien zeg ik beter: leren zien zoals Jezus ziet, leren zien wat Hij ziet. Markus staat er vaker bij stil. Jezus ziet de natuur – denken we maar aan tal van parabels, waaruit blijkt hoe Jezus alles opneemt wat rondom Hem te zien is, te bestatigen valt. Jezus ziet mensen. Hij gaat er niet achteloos aan voorbij. In het voorbijgaan zag Hij Levi, de zoon van Alfeüs aan het tolhuis zitten. En vandaag: Jezus ging tegenover de offerkist zitten en keek toe. En vooraf hoorden we al hoe Jezus naar de Schriftgeleerden keek en opmerkte hoe ze graag in lange gewaden rondlopen en ereplaatsen uitzoeken. Nu ziet Hij hoe menige rijke veel in de offerkist werpt en een arme weduwe met twee penningen.
Zusters en broeders, ik vraag me af of wij die weduwe zouden gezien hebben? Of onze blik niet zou blijven kleven aan alles wat de rijken ten toon spreiden? Of wij niet verblind zouden zijn en niet meer het andere dat ook te zien is, zouden zien. Onze blik is vaak gevangen; wij kijken niet vrijuit. Wij kleuren in vanuit onze verwachtingen, onze verlangens, onze normeringen, mogelijks vanuit onze ambities. En ik besef eerder onbewust dan bewust. Onze blik is vervormd en zo filteren wij ‘wat is’. Onze dromen en onze angsten spelen ons parten. En zo zien we niet wat is, maar bekijken het vanuit hoe het zou moeten zijn of zou kunnen zijn. Er moet iets gebeuren met onze wijze van zien. Onze blik moet bekeerd worden.
Homilie 100 jaar Lourdesgrot 15 augustus 2021
(Evangelie: Lc 1, 39-56)
Met namen eeuwenlang bekleed
gehuldigd langs de wegen,
in wisseling van hoop en leed
en wat gij van ons allen weet
gesproken of verzwegen.
Gij zijt de Moeder van altijd,
ons mateloos genegen,
een nieuwe naam voor tederheid
en voor wie aan de wereld lijdt,
een teken en een zegen.
Gij die ons aanziet van de overzij
Moeder van alle mensen, blijf ons nabij.
Zusters en broeders,
Deze woorden - een lied – zingen wij in onze gemeenschap, als wij Maria, de Moeder Gods gedenken. Vandaag op het hoogfeest van Maria ten hemel opgenomen mogen wij ook hier aan onze Lourdesgrot Maria in herinnering brengen.
Wie is zij? Wat doet zij? – dat wij telkens weer naar haar terugkeren – al eeuwen lang? Het lied zegt ons: Zij gaat met ons mee in wisseling van hoop en leed; en zij kent ons met alles wat uitgesproken, maar ook met al wat verborgen en verzwegen is. Zij gaat met ons mee als een Moeder van altijd – ons mateloos genegen!
Wie is zij? En wat doet zij? Het evangelie dat we zojuist mochten aanhoren, kan ons helpen om die vragen te beantwoorden.