Homilie Nieuwjaar 2020
O, blijf dan niet verre van mij:
nu is mij wat dreigde genaderd;
en er is geen mens die mij helpt.
Zusters en broeders,
Vers 12 uit Psalm 22. Ik besef dat het wat gewaagd is om op nieuwjaarsdag met zo’n vers voor de dag te komen – een vers dan nog uit één van de donkerste psalmen van ons psalmenboek. En toch, ik kan niet anders. Dat vers draag ik al enige tijd mee en wel als een lichtpunt, als een anker, als hoop!
2020 is pas begonnen – toekomst – wat naar ons toekomt. En hoe dan ook - nu is mij wat dreigde genaderd. Toekomst heeft een dreigement in zich. Ik weet niet of jullie dat ook overkomt, maar vaak, heel vaak netelt er zich in mij bij het lezen van de krant een gevoel van onbehagen, van onzekerheid, onveiligheid, zelfs een zekere angst. Wat komt er naar ons toe? Ik noem enkele zaken die blijven hangen. Dichtbij in eigen land – de regeringsvorming die maar niet van de grond komt. Men aarzelt. Men waagt het niet. Verhinderen eigenbelang, partijbelang het gemeenschapsbelang? En ondertussen in het parlement discussies over heel wezenlijke ethische kwesties, die als het ware even tussendoor moeten behandeld worden. Het Verenigd Koninkrijk en de gehele Brexit-geschiedenis: een diepe, schrijnende verdeeldheid in wat verenigd leek. Impulsieve regeringsleiders in meerdere landen op onze aardbol, die zovele vragen oproepen en soms gewoon met verstomming slaan. De democratie als regeringsvorm komt onder druk te staan, wordt zelfs in vraag gesteld. Ik speur een angst dat veel van wat verworven leek uit balans dreigt te raken: stuurloosheid, controleverlies. De migratiestroom, die verre van gedaan is en de moeite, de grote moeite om een waarde als gastvrijheid te blijven koesteren.
Homilie 33 zondag jaar C 2019
Zusters en broeders,
Vandaag is het al de 33ste zondag van het kerkelijk jaar, de voorlaatste, en de Kerk geeft ons deze laatste zondagen te denken over het einde van de tijden, over wat Jezus zelf heeft gezegd over de loop van onze mensengeschiedenis.
Het eerste wat opvalt, is dat het er niet zo rooskleurig uitziet. Soms denken wij – hopen wij – dat onze wereld evolueert naar meer vrede – nooit meer oorlog – naar een grotere verstandhouding onder mensen, naar een groeiende gerechtigheid, zelfs naar universele liefde. Maar Jezus schetst ons een andere realiteit – aardbevingen, oorlogen, onlusten, hongersnood, vervolging van zijn volgelingen. Jezus wijst ons op een realiteit die toch beangstigt, maar als we goed rondom ons kijken is die realiteit herkenbaar. Denken we maar aan wat Paus Franciscus noemt een derde wereldoorlog in stukjes – Syrië en Turkije, burgeroorlogen op meerdere plaatsen, wat er gebeurt in landen als Venezuela. Denken we aan de klimaatopwarming – protesten én ontkenning, grote droogte en overstromingen.
Homilie 20' zondag C 2019
Vuur ben Ik op aarde komen brengen
en hoe verlang Ik dat het reeds oplaait!
Meent gij dat Ik op aarde vrede ben komen brengen?
Neen zeg Ik u, juist verdeeldheid.
Zusters en broeders,
Woorden van Jezus uit het Lucasevangelie – uit het evangelie van Gods barmhartigheid, van Gods tederheid – zoals het Lucasevangelie soms genoemd wordt.
De evangeliewoorden van deze zondag tonen precies toch een andere kant. En ook die kant heeft ons iets te zeggen. Zo zijn er trouwens meerdere teksten in het Lucasevangelie. Al bij de aanvang lezen we in het kindheidsevangelie: Simeon zei tot Maria: “Zie, dit kind is bestemd tot val of opstanding van velen in Israël, tot een teken dat weersproken wordt, opdat de gezindheid van vele harten openbaar moge worden.”
(Lc 2, 34-35)
Deze woorden van Simeon kunnen een goede poort zijn om het evangelie van vandaag binnen te gaan. Jezus spreekt over verdeeldheid tussen mensen door zijn komst, maar misschien moeten we eerst kijken naar wat er binnen in ons gebeurt, in ons eigen hart: onze innerlijke verdeeldheid, het samenwonen in ons van verschillende gezindheden.
Homilie 29 zondag jaar C 2019
Heer, geef ons meer geloof.
Sta op en ga heen, uw geloof heeft uw gered.
Maar zal de Mensenzoon bij zijn komst het geloof op aarde vinden?
Zusters en broeders,
De eerste zin van het evangelie van twee zondagen geleden; de laatste zin van het evangelie van vorige zondag en de laatste zin van het evangelie van deze zondag. Geef ons meer geloof. Uw geloof heeft u gered. Zal de Mensenzoon het geloof op aarde vinden? Geloof – geloven – het lijkt iets belangrijks te zijn voor ons leven als mens. Maar wat is geloof en geloven?
Elke zondag belijden we ons geloof in het uitspreken van de geloofsbelijdenis. En ik denk dat dit heel goed is, maar het kan ons ook op een verkeerd been zetten. Geloven als het aannemen van geloofswaarheden. Geloof als een soort weet hebben van, een akkoord gaan met. Daar zit iets waars in. Maar toch gaat geloven over meer en reikt het verder. Het is een levensingesteldheid. Het is een manier van zien, van handelen, van zijn, van leven. André Chouraqui vertaalt geloof met adhérence. Aanhankelijkheid – iemand aanhangen, God aanhangen.
Homilie 16 ° zondag jaar C 2019
Het woord is dichtbij,
in uw mond, in uw hart.
Gij kunt het volbrengen.
Ontzagwekkend, gerechtigheid zelf,
komt uw woord tot ons,
God die ons redde.
Gij, toeverlaat – tot de einden der aarde,
tot de verste grenzen der zee.
Zusters en broeders,
Zó zongen wij vorige zondag op einde van de eucharistie. En het refrein hoorden we zelfs een aantal keren. Het klonk als de bezegeling van de evangelieboodschap over de barmhartige Samaritaan: Ga dan en dóe gij evenzo.
Ook voor ons – het woord is dichtbij – gij kunt het volbrengen. Het verhaal van deze zondag volgt in het Lucasevangelie naadloos op het verhaal van vorige zondag. Jezus op bezoek bij Marta en Maria. Het woord is dichtbij, in uw mond en in uw hart. Ontzagwekkend, gerechtigheid zelf, komt het woord tot ons, God die ons redde. Jezus – God redt! Gij, toeverlaat – tot het einde der aarde, tot de verste grenzen der zee. Jezus - God redt – bezoekt de mens én wordt ontvangen. Marta, druk benomen door het bedienen; Maria, zittend aan Jezus’ voeten, luisterend naar zijn woorden. Marta doet! Gezorgd en druk! Maria doet niets. Ga dan en dóe gij evenzo! Marta doet! En Jezus zegt: Maria heeft het beste deel gekozen, en het zal haar niet ontnomen worden. Hoe moeten we dat aan elkaar rijgen? Hoe dat te begrijpen?