Waarom zou ik de Bijbel lezen?



‘De plaats waar God en mens elkaar ontmoeten’: zo omschrijft paus Franciscus de Bijbel. Maar hoe goed kennen we het Boek der Boeken eigenlijk? En is het zinvol om er in je eentje beginnen in te lezen? We vragen raad aan Hans Ausloos, Bijbelwetenschapper en professor aan de Université catholique de Louvain

Het zou een quizvraag kunnen zijn: hoe- veel boeken telt de rooms-katholieke Bijbel? Het zijn er maar liefst 73 – en
van de meeste hebben veel gelovigen nog nooit gehoord. Hoe komt het toch dat onze Bijbelken- nis vaak beperkt is tot de verhalen over Jezus en enkele passages uit het Oude Testament, zoals het wedervaren van Noach en zijn ark, of de gebeur- tenissen in de tuin van Eden?
Hans Ausloos geeft al dertig jaar lezingen over de Bijbel, onder meer voor de Davidsfonds Aca- demie. Hij merkt dat de interesse voor het onder- werp almaar groter wordt: ‘Soms zitten er hon-
derdtwintig mensen in de zaal. Er is blijkbaar een nood om meer te weten te komen over de Bijbel. In protestantse kringen worden Schriftteksten vanouds gelezen en bestudeerd, maar katholieke gelovigen kennen die traditie niet. Mijn groot- ouders vertelden me altijd dat ze de Bijbel niet móchten lezen.’


BIJBEL EN KORAN
Onlangs publiceerde professor Ausloos bij Aver- bode het boek Geweld – God – Bijbel, over het ge- welddadige karakter van veel scènes in vooral het Oude Testament. ‘Veel van die geweldverhalen krijg je in de liturgie nooit te horen’, zegt hij. ‘We hebben de neiging ze weg te moffelen. Begrijpe- lijk, want als je zulke teksten voor het eerst onder ogen krijgt, weet je niet wat je ziet. Maar het is niet omdat de inhoud van een Bijbelpassage ons niet aanstaat, dat we ze moeten negeren.
‘Als je een Bijbelboek gaat lezen zonder de achter- grond ervan te kennen, loop je tegen een muur aan’, zegt Ausloos. ‘Dat geldt trouwens ook voor de heilige boeken van andere godsdiensten. Je

kunt één zinnetje uit de Koran plukken om de islam neer te sabelen, maar je kunt evengoed een choquerend Bijbelcitaat uit zijn context halen.’
HET ZOUT IN DE DODE ZEE
Zo kan het behoorlijk fout gaan wanneer we elk Bijbelvers letterlijk nemen, weet Hans Ausloos: ‘Zo goed als iedereen is het erover eens dat Jezus echt heeft bestaan. Maar als Lucas schrijft dat Hij met vijf broden en twee vissen vijfduizend man
te eten gaf, moet je dat niet als een nieuwsbericht interpreteren. Of een voorbeeld uit het Oude Tes- tament: dreef Mozes als baby echt in een mandje op de Nijl? Het gaat niet om de feiten, het gaat om de boodschap die de schrijver wilde geven aan zijn lezers, nu tweeduizend jaar geleden. De evangelisten – en de andere redacteurs van de Bijbel – wilden geen journalisten of geschied- schrijvers zijn. Het waren geloofsverkondigers die verhalen en beelden gebruikten om iets over God te zeggen. Ook al schiet onze taal tekort, het is het enige instrument dat we hebben.’
‘In het zesde leerjaar vertelde onze meester het verhaal van Jezus die over het water liep. Hij had een slimme verklaring voor dat fenomeen: door het hoge zoutgehalte in de Dode Zee blijf je van- zelf drijven. Aan de uitleg van onze meester denk ik wanneer ik kijk naar de documentaires op National Geographic, waarin men op zoek gaat naar wrakstukken van de “echte” ark van Noach. Allemaal heel mooi, maar ze gaan volledig voorbij aan de betekenis van de Bijbel.’
LEVENSWIJSHEID
Hoe ga ik te werk als ik zonder enige ervaring de Schrift wil beginnen te lezen? ‘Wat je het best


níet doet, is het boek van kaft tot kaft lezen’, raadt professor Ausloos aan. ‘De eerste bladzijden zijn beslist herkenbaar, met personages als Adam en Eva, of het verhaal van de toren van Babel.
Maar je komt al gauw bij het boek Leviticus, met beschrijvingen van dierenoffers en allerlei rein- heidsvoorschriften die in onze ogen heel bizar lijken. Zonder de juiste toelichting of begeleiding dreigen de meeste lezers dan af te haken.’
‘De zogenaamde wijsheidsliteratuur – Jezus Si- rach, Spreuken ... – is wél een aanrader om mee te starten. Die boeken bevatten levenswijsheden, uiteraard in een religieuze, joodse context: je leest hoe God tegenwoordig is in het alledaagse. Het gaat van vriendschap tot iets banaals als tafelma- nieren. Het best vertrouwd zijn we wellicht met de vier evangelies. Maar het laatste boek van het Nieuwe Testament, de Openbaring van Johan- nes, lijkt wel sciencefiction, met draken, aardbe- vingen en vuurzeeën. Zonder bijkomende uitleg denk je: wat is dit, in godsnaam?’
GEEN GESCHIEDENISBOEK
Hoe komt het toch dat we de wijsheidsboeken amper kennen? Hans Ausloos: ‘Net als de andere boeken van het Oude Testament zijn ze wat opzij gedrongen door het Nieuwe Testament. ‘Oud’

wordt door velen begrepen als iets wat voorbij- gestreefd is. In die gedachtegang is het Nieuwe Testament een nieuwe, verbeterde versie van de Bijbel. Onzin, natuurlijk. Ook in de liturgie werd het Oude Testament lang stiefmoederlijk behan- deld: tot in 1965 kwamen de lezingen in de mis bijna altijd uitsluitend uit het Nieuwe Testament. Zo krijg je een selectief, onvolledig beeld van de Bijbel.’
Ausloos kan het niet genoeg benadrukken: de Bijbel is géén geschiedenisboek. ‘Trouwens, van veel episodes uit het leven van Jezus vind je ver- schillende versies in het Nieuwe Testament: de evangelisten zijn het niet altijd met elkaar eens. Zie de Bijbel als een verzameling geloofsteksten of een theologische bibliotheek, geschreven door en voor gelovigen, en daterend uit een andere tijd en cultuur dan de onze.’
Hoever de wereld van de Bijbel ook van ons af staat, één ding valt professor Ausloos meteen op: ‘De zingevingsvragen die mensen tweeduizend jaar geleden hadden – of nog verder in de tijd – zijn eigenlijk heel herkenbaar voor ons vandaag. Kortom, lees de Bijbel, maar doe het met een kritische blik.’
Polly Herkenraat