Thérèse van Lisieux



Denk nu niet dat ik zwem in vertroostingen. O neen, mijn troost is juist dat ik er op aarde geen bezit. Zonder zich te tonen, zonder zijn stem te laten klinken, onderwijst Jezus mij in het geheim. Hij doet dit niet door middel van boeken, want ik begrijp niet wat ik lees. Maar soms geeft een enkel woord mij vertroosting, zoals bijvoorbeeld wat ik toevallig vond aan het einde van het inwendig gebed, dat ik in stilte en dorheid doorgebracht had: “Dit is de meester die ik je geef. Hij zal je alles leren wat je moet doen. Ik wil je in het boek des levens laten lezen, waar de wetenschap van de liefde in vervat ligt.


De wetenschap van de liefde,  deze woorden klinken met zoveel zachtheid in het oor van mijn ziel, dat ik alleen naar die wetenschap verlang.  Al mijn rijkdommen heb ik er voor gegeven en net als de bruid van het Hooglied meen ik nog niets gegeven te hebben.
Ik begrijp zo goed dat alleen de liefde ons aangenaam kan laten zijn aan de goede God. Deze liefde is het enige goed waar ik naar streef.
Jezus wil mij de enige weg tonen die naar deze Goddelijke vuuroven leidt, het is de weg van de overgave van een klein kind dat zonder angst in de armen van zijn vader insluimert.
Als iemand heel klein is, laat hem dan bij mij komen, sprak de heilige Geest door de mond van Salomo en diezelfde Geest van Liefde zei ook nog dat “aan de kleinen barmhartigheid betoond wordt”. In zijn naam openbaarde de profeest Jesaja ons dat de Heer op de laatste dag “zijn kudde zal weiden, de LAMMETJES zal verzamelen tegen zijn boezem zal drukken”.
En alsof al deze beloften nog niet genoeg waren riep diezelfde profeet die met zijn geïnspireerde blik al in de eeuwige diepten schouwde, in de naam van de Heer uit: “zoals een moeder haar kind vertroetelt zo zal ik u troosten. Ik zal u tegen mijn boezem drukken en u koesteren op mijn schoot”.
Na zulke woorden kan je toch alleen maar stil worden en huilen van dankbaarheid/en liefde? Als alle zwakke en onvolmaakte zielen eens zouden voelen wat de kleinste van alle zielen voelt, namelijk die van je kleine Thérèse, dan zou geen enkele ziel meer de hoop verliezen eens op de top van de berg de liefde te kunnen bereiken. Jezus vraagt immers geen grote daden, maar alleen overgave en dankbaarheid.
Hij heeft onze daden niet nodig maar alleen onze liefde. Diezelfde God die verklaart dat Hij ons niet hoeft te zeggen wanneer Hij honger heeft schrok er niet voor terug wat water te vragen aan de Samaritaanse vrouw. Hij had dorst. Maar toen Hij zei: “geef me te drinken” vroeg de Schepper van het heelal zijn arm schepsel om liefde. Hij dorstte naar liefde.
Meer dan ooit voel ik hoeveel dorst Jezus heeft.
Hij vindt jammer genoeg maar weinig harten die zich onvoorwaardelijk aan Hem overgeven, die al de tederheid van zijn oneindige liefde begrijpen.

Uit “Mijn levensverhaal” manuscript M blz. 279-281