Onderricht 3 september 2019


Bron: Metropoliet Anthony (Bloom) van Sourozh, De weg naar binnen. School van het gebed, Tilburg, 2010, blz. 4-10

HET GEBED: EEN ONTMOETING, EEN DIEPGAANDE RELATIE
“Een ontmoeting met God kan gevaarlijk zijn. Het gebed begint ermee dat de mens zich naar binnen keert, dat wil zeggen dat hij een ontmoeting aangaat met zichzelf. Maar een ontmoeting met jezelf kan ook gevaarlijk zijn.”

Een korte biografie van de schrijver :
Metropoliet Anthony van Sourozh werd als André Bloom geboren
op de vooravond van de Eerste Wereldoorlog, op 19 juni 1914,
in het Zwitserse Lausanne.
Zijn vader was lid van het keizerlijke corps diplomatique
en André bracht zijn kinderjaren door in Perzië.
De Oktoberrevolutie deed het gezin in Parijs belanden
waar André natuurkunde, scheikunde, biologie en geneeskunde studeerde.
In 1940 legde hij, voor zijn vertrek als legerarts naar het front,
de monastieke gelofte af en in 1943 ontving hij de monnikenwijding.
Hij ontving daarbij de naam Anthony.
Tijdens de oorlog werkte hij verder als arts in Parijse ziekenhuizen
en was hij actief betrokken bij het verzet.
Na de oorlog ging hij als huisarts aan de slag
tot hij in 1948 priester gewijd werd.
In 1949 vertrok hij naar London
waar hij in 1957 tot bisschop gewijd werd en in 1962 benoemd werd
tot aartsbisschop van de Russische Kerk in Groot-Brittannië en Ierland.
In 1963 werd hij exarch voor West-Europa en in 1966 metropoliet.
Omwille van zijn pastorale activiteiten vroeg en bekwam hij in 1974
het ontslag uit zijn functie als exarch.


Hij was ook erg actief in de nationale en internationale oecumune,
publiceerde werken over gebed en geestelijk leven
en ontving menig eredoctoraat.
Hij overleed op 89jarige leeftijd op 4 augustus 2003.

Het onderricht vandaag is geput uit het voorwoord
geschreven door de aartspriester Sergei Ovsiannikov,
rector van de parochie van de Heilige Nikolaas van Myra te Amsterdam,
overleden op 6 januari 2018.

In ons leven moeten we zien te ontdekken wie we ten diepste zijn
en hoe we aan dat wezen kunnen beantwoorden,
hoe we ook echt en ten diepste onszelf kunnen zijn.
Deze opdracht ernstig nemen en daarover vragen stellen
is al een vorm van contemplatief gebed.
Gebed is feitelijk ook een zoektocht naar ons diepste zelf,
en ook naar de “ander” in ons diepste zelf,
naar God, die echter niet met dat diepste zelf samenvalt.
Op het einde van de zoektocht wacht dus een ontmoeting
met ons echte zelf en met God.
Zowel de tocht als de ontmoeting zijn gevaarlijk confronterend.
Er is de ontnuchterende confrontatie met wie we willen zijn,
met diegene die we willen zijn in de ogen van de anderen
en die we heel vaak voor ons echte ik houden.
Ook is er altijd de confrontatie met diegene die we niet willen zijn,
met diegene die we voor anderen willen verbergen,
maar die we wel degelijk zijn.
Het is de confrontatie met onze gevoelens, emoties en hartstochten,
die ons – zo leerden we heel duidelijk al bij Keating –
tijdens onze meditatie tegemoet treden als verontrustende en verstrooiende
gedachten, gevoelens, fantasieën, angsten…
We moeten leren deze verstrooiing loslaten,
maar ook moeten we durven de cultuur loslaten,
onze levenspatronen, onze emotionele geluksprogramma’s
die ons weliswaar bevrijden van onze eenzaamheid en innerlijke leegte,
die ons ‘bezig houden’ en ‘entertainen’,
maar waardoor we niet echt onszelf zijn en onecht leven.
Pas dan kunnen we onszelf worden, nieuwe mensen.
Aartspriester Sergei geeft dan korte praktische steunpunten:
* bij het wakker worden, God danken voor de nieuwe dag
* bewust worden dat de dag je gegeven is
* je wassen
* bewust worden dat je van God bent
* vanuit dat bewustzijn bidden: uw wil geschiede
* bewust worden van je grote taak: aanwezigheid van God zijn
* de tijd stilzetten: mediteren…..