Onderricht 1 oktober 2019

Onderricht op 1 oktober 2019
Bron: Metropoliet Anthony (Bloom) van Sourozh, De weg naar binnen. School van het gebed, Tilburg, 2010, blz. 20-27

EEN GOED BEGIN: DE ZEKERHEID DAT WE ZWAKKE MENSEN ZIJN
“Het enige wat we God kunnen aanbieden is ons wanhopig verlangen om zo te worden omgevormd dat Hij ons kan aannemen, ons aannemen in berouw, ons aannemen in barmhartigheid en in liefde.”

We hadden het in het vorig onderricht over de ervaring van Gods afwezigheid.
Het verlangen naar het ervaren van Gods aanwezigheid is een goed verlangen.
Maar dat verlangen mag niet verward worden
met het verlangen om van Gods iets anders te bekomen dan zijn aanwezigheid
of het verlangen om Gods aanwezigheid te ervaren
op een wijze zoals wij dat graag zouden hebben.
We moeten dus ons hart klaar maken,
hetgeen ook kan aangeduid worden als:
ons oefenen in de goede ingesteldheid.


Het loslaten van bepaalde verwachtingen ten opzichte van God
is al een eerste noodzakelijke innerlijke beweging.
Dan moeten we onszelf ‘eerlijk’ voor God plaatsen, dus zoals we echt zijn.
We moeten vervolgens bereid zijn ons op de wil van God toe te leggen,
onszelf daarbij prijs te geven.
Daarbij denken we aan de radicale houding van de mensen uit de parabels
die een akker en een parel wilden verwerven en daar alles voor verkochten.
In ons moet ook een echt verlangen zijn
om ons door Gods genade te laten omvormen, ons aan God toe te vertrouwen.
Dat betekent ook dat we moeten toegeven dat we zwak zijn.
Dat alles leert ons inzien dat de ervaring van Gods aanwezigheid
meestal voorkomt uit onterechte in God gestelde verwachtingen
en in onze onmacht om ons over te leveren aan zijn wil, in zijn handen,
in onze onmacht om onszelf naar Hem toe te brengen.
Daarom zegt Jezus in het Johannesevangelie
dat we naar God moet getrokken en gebracht worden.
Dat was een woord dat veel van zijn leerlingen ontstelde,
omdat ze er heilig van overtuigd waren
dat ze hun heiligheid en heil zelf in handen konden nemen.
Ze gelijken dan op de mensen die denken
dat ze geen bekering meer nodig hebben,
of dat bekering erin gelegen is
zich te engageren in een goed spiritueel programma
waardoor ze zich eigenlijk al in het Rijk Gods wanen.
Anthony Bloom benadrukt:
zo’n mensen kunnen God niet ontmoeten en bedriegen zichzelf.
We herinneren ons ook hierbij de woorden uit Maria’s lofzang:
Wie honger hebben geeft Hij overvloed.
Zij dus die weten en erkennen
dat ze Gods genade en barmhartigheid altijd nodig hebben.
Maar rijken stuurt Hij heen met lege handen.
Zij die menen zelf rijk te zijn aan genade
en vanuit die rijkdom alle anderen menen te moeten bedelen…