Onderricht mei 2020


Bron: Dietrich BONHOEFFER, Navolging, Ten Have, Baarn, 1972, blz. 140 e.vv.

Reeds enkele maanden verdiep ik mij terug
in het boek Navolging van Dietrich Bonhoeffer (1906-1945).
Dit reeds voor de derde keer en daarbij geldt de wijsheid
dat, als de leerling klaar is, de meester komt.
In dit geval ben ik zover om het boek met geduld te lezen.
En nu begrijp ik beter wat Bonhoeffer wil zeggen.
Wat een waarheid schuilt er in vele bladzijden van dat boek!!
Nog altijd actueel na meer dan 80 jaar!!!!!

Zijn boek Nachfolge schreef hij vanuit een redactie van conferenties en cursussen
als directeur van het protestantse predikantenseminarie in Finkenwalde (nu Zdroje in Polen)
in de jaren 1935-1937 en het was drukklaar toen de Gestapo er in september 1937 binnenviel en het seminarie sloot,
maar het manuscript was al bij de drukker (Kaiser Verlag München)


en in de advent van 1937 verscheen de eerste druk.

Bonhoeffer kende uiteraard John Main niet
en wist niets af van Meditatie in de Christelijke Traditie.
Maar wat hij over het gebed schrijft is ook voor ons leerzaam!

De navolging van Christus voltrekt zich in het verborgene
en alles wat de leerling (ook wij zijn door het doopsel leerlingen en geroepen)
omwille van de navolging doet. Dus ook ons bidden.
Nochtans moet de navolging zichtbaar zijn,
want wij moeten het licht van de wereld zijn.
Maar wat betekent dan ‘in het verborgene’?
Wat betekent ‘bidden in het verborgene’?
Het bidden en het goede mag niet verricht worden met de bedoeling
dat het gezien wordt, in deze zin, niet opdat het zichtbaar wordt,
opdat het door de mensen gezien wordt, gekend wordt en geprezen wordt.
Indien dit wel het geval is, is ons goede doen en ons bidden
alleen maar iets buitengewoons als gevolg van eigen willen en begeren,
van de vrome wens mezelf goed te maken, mezelf gelijk te maken aan Christus
voor de ogen van de anderen of … van mezelf.
De gerechtigheid van de leerling, die navolgt, blijft verborgen
én voor de mensen en voor de leerling zelf.
De mensen zien de ‘goede vruchten’.
Hier sluit de wijsheid van Keating bij aan:
de heilige is zich niet bewust van zijn heiligheid
en ziet zijn eigen goede daden niet.
Elders: God verbergt de heiligheid van zijn heiligen,
vooral voor henzelf.
De mensen moeten niet zien dat we mediteren.
Ze moeten alleen onze goede daden zien,
de vruchten van een contemplatief leven, van ons mediteren.
Geen mens ziet hoe de levenssappen in wortels, stam en takken vloeien.
Ze plukken de vruchten en zien daardoor dat de boom ‘leeft’!

Het gebed in de navolging is – zoals de navolging zelf - verborgen
en geschiedt – zoals de navolging - in gehoorzaamheid aan
en in verbondenheid met Christus.
Dat geldt ook voor de Christelijke Meditatie.
Het is geen bidden dat ontstaat vanuit een natuurlijke behoefte van het hart,
noch vanuit een natuurlijke behoefte aan stilte, noch vanuit een natuurlijk behoefte
aan je innerlijk verbonden weten, één weten met….
Zo’n vormen van bidden verschaffen volgens Bonhoeffer geen toegang tot de Vader.
Zo’n vormen van bidden dragen ook het risico in zich
dat men in het bidden een tevreden en bevredigd toeschouwer van het eigen gebed is.
In die zin dient ons bidden ook voor onszelf verborgen te zijn.

Ik bid niet alleen omdat ik daartoe ‘geroepen’ ben,
maar ook geroepen om daartoe in ‘mijn binnenkamer’ te gaan.
Het is de plaats waar ik mijn gebed tegen mezelf bescherm,
waar ik het verborgen kan houden, voor anderen en voor mezelf.
Het is de plaats, d.w.z. het bewustzijn, waar het ik geen rechten meer heeft.
Het is de plaats waar de noodzakelijke vervreemding van de wereld plaatsgrijpt,
de vervreemding die het lot – niet de keuze! - is van wie geroepen is tot navolging
en op die uitnodiging ingaat.
Iedere keer als we mediteren volgen we dus Jezus na die ons toeroept:
“Kom, volg mij. Volg mij tot in je binnenkamer.”