Onderricht 17 november 2020

Bron van het onderricht:
Laurence FREEMAN, Goed werk. Hoe meditatie je persoonlijk en professioneel leven verandert, Halewijn, Antwerpen, 2020

Onderricht op 17 november (vgl. o.c. blz. 54-58)

De verstrengde COVID-19 maatregelen, die een tweede lockdown in ons land sinds het uitbreken van de pandemie teweegbrengen, zorgen er voor dat we nog een tijdje niet samen zullen kunnen mediteren, dat we geen bijeenkomsten met onze meditatiegroep kunnen houden, zoals men ook op zondag niet samen eucharistie kan vieren. Deze ‘activiteiten’ delen in het lot van heel wat initiatieven van het sociale leven. Maar onze meditatiepraktijk hoeft daarmee niet te eindigen. We blijven er iedere dag trouw aan. En ik herinner nog even aan het zinnetje uit de tekst van Erik Galle, genomen uit zijn boek Als de stilte roept en gelezen in de laatste bijeenkomst van het Leerhuis van de Contemplatieve Dialoog: “ Het was niet simpel om te wennen aan het niets.” We weten het al: een lockdown is in sommige opzichten een periode van ‘niets’.

Meditatie is een oefening in aandachtig aanwezig zijn bij de Aanwezige. LF herinnert er ons aan dat we, zodra we in deze oefening stappen en aan onze meditatie beginnen, we geconfronteerd kunnen worden met een niet gewilde gehechtheid aan emoties, gedachten en herinneringen, die met onze aandacht gaan lopen. We zijn ‘verstrooid’. Soms presenteert ons ego deze gedachten en herinneringen als ‘dringend’, zoals we aan e-mails de categorie ‘prioriteit hoog’ verlenen: je moet er onmiddellijk mee bezig zijn, er een antwoord op geven..



Dat wordt allemaal nog erger als we net voor de meditatietijd een erg indringend emotioneel moment, een pakkend gesprek of een confronterende ontmoeting hebben gehad. Of als we al dagen zoeken naar de oplossing van een probleem, of ook, als er juist nog dat telefoontje was, dat ik dacht toch nog te moeten opnemen, of die e-mail binnenkwam die ik toch nog maar zou lezen… Maar ook televisiebeelden kunnen lang nawerken, of muziek. Het kunnen ook herinneringen zijn die ons parten spelen, of fantasieën over probleemoplossingen, te voeren gesprekken waarin ik mezelf moet verantwoorden, verdedigen, mijn standpunt wil bevestigd zien…

Die ‘gedachten’ zullen er altijd zijn. We leven nu eenmaal. Tegen als deze ‘gedachten’ moeten we niet met onze wilskracht ten strijde trekken en we moeten onszelf dus niet voortdurend voorhouden: ‘Ik mag niet denken.’ Dat is ook… een dwanggedachte die mijn aandacht meeleidt. Het enige wat ons te doen valt is, zodra we onze verstrooidheid ontdekken, zonder oordeel of verwijt of piekeren over onze ‘mislukking’ (ook allemaal vasthoudende gedachten) terugkeren naar de mantra.

Sommigen stellen zich voor dat ze gedachteloos kunnen zijn en dan kunnen ophouden met het zeggen van de mantra. Maar de constatatie dat je gedachteloos bent en de beslissing de mantra niet meer te zeggen maakt in ieder geval een einde aan die ge/verwaande gedachteloosheid zoals de opmerking ‘Het is hier wel stil, hé..’ een einde maakt aan de stilte. Die constatatie en beslissing zijn opnieuw objectiverende gedachten van het ego dat opnieuw controlerend toeslaat en opnieuw de verloren ‘macht’ grijpt.

De trouw aan de mantra is de weg waardoor we gedachten loslaten en het ego zijn controlerende macht ontnemen en verhinderen dat het deze macht terugneemt. Dat kan zowel een ego zijn met een hoge dunk (‘Ja, het lukt me! Ik kan het!) of met een lage dunk van zichzelf (‘Ik slaag er niet in. ’t Is hopeloos..)

Het egotisme dat we tijdens de meditatie afbouwen wordt door de trouw aan onze meditatie en aan onze mantra beetje per beetje ook in ons leven afgebouwd.

Priester Dirk