Tekst en onderricht 5 april 2022
Bron van het onderricht:
David FRENETTE, The Path of Centering Prayer. Deepening Your Experience of God, Sounds True, Boulder, Colorado, 2017
Onderricht op 5 april 2022
Het bewandelen van de weg van contemplatie is
- zoals trouwens heel het leven – een evenwicht zoeken tussen doen en zijn, eigenlijk, een oefening
om er toe te komen dat we doen wie we ten diepste zijn en we ten diepste zijn wat we doen.
Want er is in ons leven heel veel handelen en spreken dat niet beantwoordt aan onze eigenlijke identiteit, niet in overeenstemming is met wie we werkelijk zijn, hoe nobel, goedbedoeld en altruïstisch
ons spreken en handelen ook mogen lijken.
De weg van de contemplatie heeft nood aan toewijding en discipline, maar die lopen altijd het gevaar
op de duur een eigen inspanning en strijd te zijn,
een gerichtheid op een doel, zoals volmaaktheid of eenheid met God.
Het gevaar bestaat dat ik denk dat ik iets te realiseren heb
en op de duur ook het gevoel en de idee komen dat ik iets gerealiseerd heb, waarbij ik dan verheugd kan verzuchten of noteren: ‘Kijk eens!’
Als dat te bereiken doel de eenheid met God is,
dan is het gevoel of het idee dat ik iets te realiseren heb zeker een illusie. Want die eenheid dient niet gerealiseerd te worden, die is er al.
Contemplatie is bewust worden van die eenheid, ze aanvaarden. Dat vraagt geen inspanning, juist de erkenning, het bewust worden, zoals een sneeuwvlok die valt of een bloem die opengaat.
Contemplatie is wezenlijk zonder inspanning en teder. Het is veeleer toelaten dan realiseren.
Het is toelaten in God te zijn en dat God in je is en dat Hij in je bidt en handelt.
Ruusbroec noemde contemplatie een ‘huiswaarts kerende liefde’. Hoe dichter bij huis, hoe vertrouwder de weg.
Hoe dichter bij huis, hoe minder we de GPS nodig hebben, hoe minder inspanning van een willend en denkend ik.
Welnu, God is ons huis en is altijd aanwezig. Er is absoluut geen GPS nodig.
Er is alleen nood aan teder bewust worden en toelaten,
een houding die we inoefenen telkens als we in onze meditatie teder en zonder onszelf verwijten te maken
met aandacht terug keren naar ons gebedswoord.
Dat gebedswoord dienen we niet als een strijdwapen te hanteren, het onvolprezen doe-het-zelf middel.
Strijd veroorzaakt alleen maar spanning, frustratie en wanhopig pogen. Onze onvolmaaktheid op vele domeinen van het leven
- zo ook onze verstrooidheden in ons mediteren – kunnen in een naar volmaaktheid strevend bewustzijn als een last overkomen.
Dan geldt hier het woord van Jezus, die ons zegt:
Kom allen naar Mij toe die afgemat en belast zijn, en Ik zal u rust geven. (Matteüs 11)
De last van de onvolmaaktheid aan Jezus afgeven betekent die onvolmaaktheid aanvaarden
en ophouden met je ware zelf te identificeren
met dat volmaakte zelf en met dat ijverige volmaaktheid zoekende ik. Dan houdt er niet alleen een dualistische relatie op met je zelf,
maar ook met Christus.
Want Christus blijft niet langer het object en een biddende relatie, maar Hij wordt het subject van je bidden en handelen:
Christus leeft in mij.
Hij is mij ware zelf. Mijn ware zelf is Christus in mij.
Vriendelijkheid, zachtheid en tederheid in het leven
als gevolg van een tedere contemplatieve levenshouding heeft niets van doen met het geforceerd
aannemen van een bepaalde levensstijl,
zoals ingeoefend zacht spreken en traag wandelen.
Onze transformatie in Christus resulteert niet onmiddellijk in de creatie van een heilig imago.
Heiligen waren en zijn niet de gemakkelijkste mensen om mee samen te leven.
Maar tederheid in onze omgang met onvolmaakte medemensen en geduld met de ongewenstheden van het leven
begint met vriendelijk te wezen voor je eigen onvolmaakte ik.
En vervolgens kunnen we leren onze dienstbaarheid niet meer als prestatie te beschouwen,
maar als een quasi inspanningsloze uiting van Gods liefde. https://www.youtube.com/watch?v=T5Df7f_BLU8&ab_channel=VOCES8