Homilie voor de 21ste zondag door het jaar A 2020

 We eindigden vorige zondag het onderricht met de vraag:
Hoe drukt ons geloof zich uit?
Hoe is het aan ons te zien dat we christen zijn?
De vraag nog anders gesteld luidt:
hoe kan men merken dat de Geest in ons werkzaam is,
dat we de Geest van God in ons aan het werk laten?
Het antwoord kan eenvoudig wezen:
de aanwezigheid en de werking  van de Geest is te zien
aan wat Paulus ‘de vruchten van de Geest’ noemt.
Hij somt ze op in zijn brief aan de Galaten:
liefde, vreugde, vrede, geduld, vriendelijkheid,
goedheid, trouw, zachtheid, ingetogenheid.
Een ander antwoord is:
de werking van de Geest is te zien aan een buitengewoon leven,
een leven dat een breuk inhoudt met de zorg voor zichzelf
en met de normen en de waarden, opgedrongen door een wereld
die geleid wordt door consumptie- en prestatiedrang,
door individualisme en zelfzucht en angst.
Een leven waardoor men licht van de wereld en zout van de aarde is.
Niet dat men zo’n leven gaat leiden om gezien te worden,
om buitengewoon anders te zijn.
Men leidt dit leven alleen omdat men geroepen is tot navolging
en omdat men is ingegaan op de roeping tot navolging.
Zo’n leven leidt men alleen omwille van de gemeenschap met Christus,
alleen door de inspiratie van Gods Geest die in ons werkzaam is.
Maar die kan alleen werkzaam zijn
als we gehoorzamen aan de roeping tot navolging
en in gemeenschap met Jezus treden,
op welke wijze Jezus ons ook deze gemeenschap aanbiedt.
Het is hoog tijd dat men in de Kerk doopsel,
vormsel en eucharistie weer ziet als
het beleven van de roeping tot navolging,
even reëel als de roeping die de eerste leerlingen ten deel viel.
Je laten dopen, je laten vormen, deelnemen aan de eucharistie
is ingaan op de roeping tot navolging.
Die zgn. initiatiesacramenten zouden dus het begin dienen te wezen
van dat buitengewoon leven van vrijheid.
Bij het doopsel, het vormsel, de eucharistie
en eigenlijk bij ieder sacrament hoort de belijdenis:
het is het duidelijk en hoorbaar belijden van Jezus als Heer, als dé Christus.
Tot Petrus zegt Jezus
dat die belijdenis alleen door de inspiratie van de Geest kan geschieden,
en ook Paulus schrijft aan de Korintiërs dat allen die Jezus als Heer erkennen
dat doen door de werking van de Geest.
Maar het weze duidelijk
dat die belijdenis meer moet zijn dan een gesproken woord,
hoe mooi, hoe plechtig ook uitgesproken of gezongen.
Jezus zelf geeft dit duidelijk aan:
Niet ieder die tot Mij zegt: Heer, Heer!
zal binnengaan in het Koninkrijk der hemelen,
maar hij die de wil doet van mijn Vader die in de hemel is. 
Tot het belijden en erkennen van Jezus als Heer en Meester
behoort het horen en doen van zijn woord.
Na de voetwassing zegt Jezus tot zijn leerlingen:
Gij spreekt Mij aan als Leraar en Heer, en dat doet gij terecht, want dat ben Ik. 
Maar als Ik, de Heer en Leraar, uw voeten heb gewassen,
dan behoort ook gij elkaar de voeten te wassen.
Er is geen waarachtige belijdenis
zonder de bereidheid een buitengewoon leven te leiden
van dienstbare goedheid, van liefde die altijd betekent
verantwoordelijkheid en zorg opnemen voor het leven en welzijn van anderen.
Er is geen waarachtige belijdenis mogelijk
zonder de bereidheid ook te delen in het leven van Christus,
zonder de bereidheid ook te delen
in het lijden en de verworpenheid van Christus,
een gevolg van het breken met jezelf
en van de breuk met de wereld om je heen
die eist dat je je aanpast aan haar normen en waarden.
Er is geen waarachtige belijdenis mogelijk
zonder de bereidheid het goede te doen,
zonder bereidheid tot inzet voor rechtvaardigheid en vrede,
zonder bereidheid tot verzet tegen kwaad en onrecht.
Er is geen waarachtige belijdenis mogelijk
zonder de bereidheid te leven in innerlijke eenheid met Christus,
zonder een geregeld gebedsleven.
Het gebed dat van de christen gevraagd wordt is geen antwoord
op een natuurlijke behoefte naar spiritualiteit,
noch een eigengereide poging tot het installeren van een goed gevoel.
Het is bidden om Jezus het wil, zoals Hij het wil,
in verbondenheid met Hem en onder leiding van de Geest.
De oervorm van dit gebed is het woordloos
aandachtig aanwezig zijn bij de aanwezige Christus in ons
waarbij we alle aandacht voor onszelf loslaten.
Ook liturgie dient bij dit bidden aan te sluiten
en ontdaan te worden van alle vormen van uiterlijkheden
die onze aandacht van de Aanwezige afleiden
of ons ertoe brengen bezig te zijn met onszelf.
Voor dat laatste geldt wat de profeet Jesaja reeds stelde:
De Heer zei: Dit volk nadert Mij wel met de mond,
en eert Mij met de lippen, maar zijn hart is ver van Mij.
Het is belijdenis zonder geloof.
Er is ook geen waarachtige belijdenis mogelijk
zonder deel te willen zijn van het lichaam van Christus,
zonder lid te willen zijn van een gemeenschap, zeg maar de kerkgemeenschap,
die de reële tegenwoordigheid van Christus in de wereld is,
liefst een gemeenschap van hen die er niet alleen toe behoren uit traditie
maar van hen die effectief ook willen deelnemen aan de navolging
hoe onvolmaakt ze dat ook doen.
Ze zijn dan wel in het goede gezelschap van Petrus,
die wel de volmaakte belijdenis deed maar toch van Jezus het verwijt kreeg
dat hij zich al te zeer door menselijke overwegingen laat leiden,
Petrus die van zichzelf wist dat hij een zondig mens was
en ooit uitriep: “Ik geloof! Kom mijn ongeloof te hulp!”
Een volmaakte geloofsbelijdenis.

pr.  Dirk



Homilie Pinksteren 2020

 

Broeders  en zusters van het Open Contemplatief Huis,
 
De corona-lockdown maakte een einde aan de erediensten in ons land net voor de aanvang van de Goede Week.
Toen hoopten we dat we zeker op Pinksteren weer vieringen zouden mogen houden. Niet dus.
Hoewel we nog geen opgave van datum voor het heropstarten van de erediensten ontvangen hebben,
hebben we toch al een bundel richtlijnen gekregen hoe het er bij zo’n heropstarten aan toe zal moeten gaan.
Lectuur waarvan een mens niet gelukkig wordt….
 
Maandagavond eindigt de Paastijd.
We zaten gedurende heel die Paastijd dus in liturgische quarantaine.
Maar liturgie en eredienst blijkt niet ‘essentieel’ te zijn…
We moeten ons inderdaad de vraag durven stellen:
wie mis-t er de mis?
Maar over de eerste christenen lezen we in het Boek der Handelingen:
Dagelijks bezochten ze trouw en eensgezind de tempel,
braken het brood in een of ander huis…
Liturgie en gebed was weliswaar niet het enige waartoe de Geest die christenen toe inspireerde.
Maar ze beschouwden het toch als een ‘must’
en waren onbekend met een individualistische geloofsbeleving.

Lees meer...

Homilie 5 Paaszondag 2020

Johannes 14, 1-12 In die tijd zei Jezus tot de leerlingen: 'Laat uw hart niet verontrust worden. Gij gelooft in God, gelooft ook in Mij. In het huis van mijn Vader is ruimte voor velen. Ware dit niet zo, dan zou Ik het u hebben gezegd, want Ik ga heen om een plaats voor u te bereiden. En als Ik ben heengegaan en een plaats voor u heb bereid, kom Ik terug om u op te nemen bij Mij, opdat ook gij zult zijn waar Ik ben. Gij weet waar Ik heenga en ook de weg daarheen is u bekend.' Tomas zei tot Hem: 'Heer, wij weten niet waar Gij heengaat: hoe moeten wij dan de weg kennen?'

Lees meer...

Homile 6 de Paaszondag

Homilie voor de zesde Paaszondag a 2020
Johannes 14, 15-21
In die tijd zei Jezus tot de leerlingen: 'Als gij Mij liefhebt, zult ge mijn geboden onderhouden. Dan zal de Vader op mijn gebed u een andere Helper geven om voor altijd bij u te blijven: de Geest van de waarheid, voor wie de wereld niet ontvankelijk is, omdat zij Hem niet ziet en niet kent. Gij kent Hem, want Hij blijft bij u en zal in u zijn. Ik zal u niet verweesd achterlaten: Ik keer tot u terug. Nog een korte tijd en de wereld ziet Mij niet meer; gij echter zult Mij zien, want Ik leef en ook gij zult leven. Op die dag zult gij weten, dat Ik in mijn Vader ben en gij in Mij en Ik in u. Wie mijn geboden onderhoudt, die hij heeft ontvangen, hij is het die Mij liefheeft. En wie Mij liefheeft, zal door mijn Vader bemind worden; ook Ik zal hem beminnen en Ik zal Mij aan hem openbaren.

Lees meer...

Homilie tweede zondag Pasen 2020

 Beloken Pasen


Johannes 20, 19 In de avond van die eerste dag van de week, toen de deuren van de verblijfplaats der leerlingen gesloten waren uit vrees voor de Joden, kwam Jezus binnen, ging in hun midden staan en zei:  20 “Vrede zij u.” Na dit gezegd te hebben toonde Hij hun zijn handen en zijn zijde. De leerlingen waren vervuld van vreugde toen zij de Heer zagen.  21 Nogmaals zei Jezus tot hen: “Vrede zij u. Zoals de Vader Mij gezonden heeft, zo zend Ik u.”  22 Na deze woorden blies Hij over hen en zei: “Ontvang de heilige Geest.  23 Aan wie ge de zonden vergeeft, zijn ze vergeven, en aan wie ge ze niet vergeeft, zijn ze niet vergeven.”
   24 Tomas, een van de twaalf, ook Didymus genaamd, was echter niet bij hen, toen Jezus kwam.  25 De andere leerlingen vertelden hem: “Wij hebben de Heer gezien.” Maar hij antwoordde: “Als ik niet in zijn handen het teken van de nagelen zie en mijn vinger in de plaats van de nagelen kan steken en mijn hand in zijn zijde leggen, zal ik het niet geloven.”  26 Acht dagen later waren zijn leerlingen weer in het huis bijeen, en nu was Tomas er bij. Hoewel de deuren gesloten waren, kwam Jezus binnen, ging in hun midden staan en zei: “Vrede zij u.”  27 Vervolgens zei Hij tot Tomas: “Kom hier met uw vinger en bezie mijn handen. Steek uw hand uit en leg die in mijn zijde, en wees niet langer ongelovig, maar gelovig.”  28 Toen riep Tomas uit: “Mijn Heer en mijn God!”  29 Toen zei Jezus tot hem: “Omdat ge Mij gezien hebt, gelooft ge? Zalig die niet gezien en toch geloofd hebben.”  30 Nog vele andere tekenen heeft Jezus gedaan in het bijzijn van zijn leerlingen, welke niet in dit boek zijn opgetekend,  31 maar deze hier zijn opgetekend, opdat gij moogt geloven, dat Jezus de Christus is, de Zoon van God, en opdat gij door te geloven leven moogt bezitten in zijn Naam.

Lees meer...