Een paasboodschap in de corona-tijd

9-12 april 2020

Zusters, broeders,

Vandaag, op Witte Donderdag, begint wat in de Kerk het ‘Paastriduüm’ genoemd wordt,
de drie dagen die aan het Paasfeest voorafgaan:
Witte Donderdag, Goede Vrijdag en Stille Zaterdag of Paaszaterdag.
Het zijn ook de laatste dagen van de Veertigdagentijd.
Met de Paaswake op Paaszaterdag eindigt de Veertigdagentijd en begint de Paastijd,
een Vijftigdagentijd: veertig dagen tot Hemelvaart (dit jaar 21 mei)
en dan nog tien dagen tot Pinksteren (dit jaar 31 mei, laatste dag van de meimaand).

We moeten de Goede Week ook ‘in ons kot’ vieren
en al wie dat effectief zal doen, zal dat wel doen in verbondenheid met vele anderen.
Wie thuis nog een zondagsmissaal(tje) heeft liggen
kan wellicht daarmee aan de slag.
En wie beschikt over een computer
of iets waarmee men via het internet ‘verbonden’ kan worden,
vindt vele tips en veel materiaal om een huisliturgie te verzorgen.
Alle bisdommen, Kerknet, Kerk&Leven, animatiediensten van de bisdommen,
bewegingen en spiritualiteitsgroepen hebben allemaal hun kraampje opgeslagen
op de digitale Goede Week markt, en dat is OK!
Ook geëngageerde leken en gewijde ambtsdragers nemen zelf initiatief
en zenden via e-mails hun bijdragen de internet-wereld in. Zeer goed.
Met deze paasboodschap doe ik dat ook.

Lees meer...

Homilie voor de vijfde zondag in de veertigdagentijd A

(Derde zondag in de corona-quarantaine-tijd 2020)

Lezingen:
Ezechiël 37, 12-14
Romeinen 8, 8-11
Johannes 11, 1-45

Ik ben de verrijzenis en het leven.
Wie in Mij gelooft, zal leven, ook al is hij gestorven
en ieder die leeft in geloof aan Mij, zal in eeuwigheid niet sterven. Gelooft Gij dit?
(Johannes 11, 25-26)

Liefde voor iemand openbaart zich in ons eerst als een verlangen,
het verlangen naar het leven, het geluk en welzijn van een ander,
het verlangen die ander nabij te zijn met dat verlangen
en de ander zorgend nabij te zijn, verantwoordelijkheid opnemen,
concrete zorg dragen voor dat leven, dat geluk en dat welzijn van die ander.
Door dat zorg dragen wordt leven gegeven, wordt tot leven gewekt.
En geen groter liefde kan iemand hebben dan deze,
die in die zorg, in dat leven geven zichzelf geeft, zijn leven geeft.
Leven geven en tot leven opwekken is een scheppende daad.
God maakt van de mens een levend wezen omdat Hij de mens leven geeft
en Hij doet dat - zo lezen we in het oudste scheppingsverhaal -
door aan de mens Zichzelf te geven, zijn Geest te geven, zijn Levensadem.
Als we elkaar liefhebben geven we die Geest van liefde aan elkaar door,
geven we levenen zijn we mede-scheppers.

Lees meer...

Homilie voor de 3de zondag door het jaar A

26 januari 2020

Toen er een eind gemaakt werd aan de prediking van Johannes de Doper
heeft Jezus de fakkel van hem overgenomen.
Johannes riep de mensen op tot bekering en Jezus deed hetzelfde.
En als een einde werd gemaakt aan de prediking van Jezus,
hebben weer anderen Zijn prediking verder gezet.
Het waren mensen die Jezus daartoe geroepen had,
opdat alle mensen de oproep tot geloof en bekering zouden horen.
En dit geschiedt tot op de dag van vandaag en dat moet blijven gebeuren.
Binnen welke kerkelijke structuren
en met welke wijzen die verkondiging ook geschiedt,
de oproep tot geloof en bekering en de beleving van die oproep
is het doel dat we altijd voor ogen moeten houden.
Jezus had voor zijn verkondigingsactiviteit een thuisbasis, een pastorie..:
in Kafarnaüm, aan de oever van het meer van Galilea,
niet Nazaret, de plaats waar Hij was opgevoed en volwassen was geworden.
Tussen Nazaret en Kafarnaüm liggen een aantal gebeurtenissen
die van Jezus als het ware een ander mens gemaakt hebben,
waardoor Hij niet meer alleen de geliefde zoon van Jozef en Maria was,
maar vooral de geliefde Zoon van God:
het verlaten van Nazaret, zijn doopsel in de Jordaan, zijn verblijf in de woestijn.
Want ook voor Jezus gold,
dat al wie zich radicaal aan de zaak van God wil toewijden,
huis, thuis en familie dient te verlaten.
En omdat Jezus dat gedaan had
kon Hij anderen oproepen om alles achter te laten en Hem te volgen.
Zo ook kon Hij oproepen tot bekering, omdat Hij,
die eigenlijk geen bekering nodig had,
toch het doopsel van bekering had ontvangen
en omdat Hij in zijn verblijf in de woestijn
ook als mens ervaren had wat bekering inhoudt.
Bekering is weerstand bieden aan en verzet plegen tegen
de machten van het kwaad die zich in ons innerlijk bevinden.
Bekering is weerstand bieden aan en verzet plegen tegen
de angsten die ons gevangen houden en ons verlammen,
tegen de ik-gerichte drang naar bevrediging,
beveiliging, bevestiging en erkenning.
Zo kunnen we bevrijd van onszelf en zonder weerstand te bieden
ons laten gaan en ons laten leiden door de Geest van God,
die een Geest van liefde is en ons liefdevol maakt.

Lees meer...

Homilie 4de zondag veertigdagen A



22 maart 2020
Zusters, broeders,

We hoorden het al vaker: de veertigdagentijd is een woestijntijd.
Dat werd jaar na jaar herhaald als een mooie en diepzinnige gedachte.
Maar beleefden we die tijd effectief wel als een woestijntijd?
Nu moeten we het wel doen.
En dat wordt ook her en der in spiritueel geladen boodschappen gezegd
soms vergezeld met meestal goede en eigenlijk voor de hand liggende suggesties.
De woestijn intrekken is het normale dagdagelijkse leven achter je laten.
De woestijn is een oord van stilte.
Met stilte wordt hier bedoeld: verstillen, stil vallen, ophouden met.
Het Hebreeuws heeft daar een werkwoord voor: sjabah.
Vandaar de sabbat, de dag van het ophouden, van het verstillen.
We kunnen voor deze tijd misschien iets leren van de joodse sabatsbeleving.
Want we zijn met z’n allen in een serieuze sabbatsperiode terecht gekomen,
een tijd waar velen van ons wel eens naar verlangden, ook ik.
In ieder geval ‘verstillen’ onze activiteiten – zeker ons consumptiegedrag –
en de daarbij horende sociale contacten.
Zeker onze reële fysieke contacten.

Lees meer...

Homilie voor het hoogfeest van de Openbaring van de Heer

Homilie voor het hoogfeest van de Openbaring van de Heer

God heeft zich laten zien, laten kennen, laten horen,
heeft zich geopenbaard in een mens, in Jezus van Nazaret.
Aan zijn leerling Filippus, die Hem vroeg: Toon ons de Vader,
antwoordde Jezus: Wie Mij ziet, ziet de Vader.
Wie zien we als we naar Jezus kijken?
Het door Jezus getoonde beeld van God beantwoordt helemaal niet
aan wat mensen ‘van nature’ over God denken, van God verwachten.
Wie over God blijft denken met pre-christelijke en antieke Godsbeelden
kan de uitspraak van Jezus Wie Mij ziet, ziet de Vader niet snappen.
Daarom zegt Paulus dat het verkondigen van de gekruisigde Christus
voor de wereld een dwaasheid is.

Lees meer...