Christ
Christ
We beleven donkere, regenachtige dagen. De natuur wordt bruinig, grijs en modderig. En wie vaak onderweg is, weet hoe minuscule drupjes of juist grote vlagen opspattend water een auto er binnen de kortste keren doen uitzien. En ja, dan denkt u wellicht net als ik dat het geen zin heeft om hem te wassen, dat één rit hem wéér vuil zal maken. Maar ja, ook net als ik zal u waarschijnlijk toch af en toe eens een keer naar de carwash rijden. Ik deed het ook onlangs. En ik weet niet of u het ook altijd dat tikje akelig vindt? Vooral op het einde van de wasstraat, als die grote drogermond ‘automatisch’ zakt en over de auto glijdt. Ik ben er nooit echt gerust in.
Zo ook die keer. Er was een nieuwe droger geïnstalleerd. Geen wereldschokkend nieuws. Maar er was wel iets bijzonder. In grote aluminium reliëfletters stond de naam van het merk op de zakkende droger: ‘CHRIST’! Niet te geloven: ‘Christ Wash Systems’! U kent me, zo’n detail zet me aan het mijmeren. Ik dacht hoe makkelijk het zou zijn als God ons gewoon af en toe, als we te veel ‘bemodderd’ geraakt zijn, eens goed zou kunnen afspoelen en met één krachtige ‘Christ’-achtige adem vlekkeloos zou kunnen blazen.
Homilie voor de 13de zondag door het jaar C
26 juni 2022 Evangelie: Lc 9, 51-62
Toen de dagen van zijn verheffing hun vervulling naderden, aanvaardde Jezus vastberaden de reis naar Jeruzalem en zond boden voor zich uit. Deze kwamen op hun tocht in een Samaritaans dorp om er zijn verblijf voor te bereiden. Maar de Samaritanen ontvingen Hem niet, omdat Jeruzalem het doel van zijn reis was. Toen de leerlingen Jakobus en Johannes dit gewaar werden, vroegen ze: “Heer, wilt Gij dat wij vuur van de hemel afroepen om hen te verdelgen?” Maar Hij keerde zich om en wees hen op strenge toon terecht. Daarop vertrokken zij naar een ander dorp. Terwijl zij onderweg waren, zei iemand tot Hem: “Ik zal u volgen, waar Gij ook heen gaat.” Jezus sprak tot hem: “De vossen hebben holen en de vogels hun nesten, maar de Mensenzoon heeft niets waar Hij zijn hoofd op kan laten rusten.” Tot een ander sprak Hij: “Volg Mij.” Deze vroeg: “Heer, laat mij eerst terug gaan om mijn vader te begraven.” Jezus zei tot hem: “Laat de doden hun doden begraven; maar gij, ga heen en verkondig het Rijk Gods.” Weer een ander zeide: “Ik zal U volgen, Heer, maar laat mij eerst afscheid nemen van mijn huisgenoten.” Tot hem sprak Jezus: “Wie de hand aan de ploeg slaat, maar omziet naar wat achter hem ligt, is ongeschikt voor het Rijk Gods.”
Gebed 2
Gebed
Psalm 131
Psalm 131
ik zoek niet wat te groot is
voor mij en te hoog gegrepen.
Nee, ik ben stil geworden,
ik heb mijn ziel tot rust gebracht.
Als een kind op de arm van zijn moeder,
als een kind is mij ziel in mij.
Israël, hoop op de HEER,
van nu tot in eeuwigheid.
Vertaling: NBV1
We leven in tijden waarin niets groot genoeg, rijk genoeg, ver genoeg, snel genoeg, waarin niets gewoon ooit genoeg is… The sky is the limit, of zelfs verder dan dat wordt het nu al de ruimte, die wellicht oneindig is… En ons leven lijkt dat oneindige, onvervulbare streven te moeten in- of opvullen, tot spijt van wie achterblijft of er gewoon moe van wordt. En we kennen het allemaal: zelfs voor de ‘goede zaak’ denken we onszelf en onze medemensen te moeten voorbijlopen. Begrijp me niet verkeerd. Er is niets mis met ambitie: het is vaak de drijfveer geweest van intrinsiek goede verwezenlijkingen en daarzonder valt de wereld wellicht stil. Of nog, wie talenten heeft, stelt die best ter beschikking. Dat is zelfs onze ‘plicht’, klinkt het dan. En het is allemaal waar. Maar er is een grens. Té is nooit goed, zei mijn oma al, behalve in ‘tevreden’. Er zit een grond van waarheid in. Het woord ‘tevreden’ vertelt het ons overigens zelf. Te-vrede-n zijn: ‘het zijn in de vrede’, zijn in een toestand van innerlijke vrede. En het is uitgerekend dat ene goede ‘te’ dat we voorbijlopen vandaag…
De Bijbelse mens is er zich, in een tijd dat er nog geen internet was met elke week nóg snellere wifi, ook al van bewust. Prediker waarschuwt dat het almaar vermeerderen van kennis, om nog méér te weten dan iedereen voor hem (let ook op het vergelijkende…), ook maar ‘najagen van wind’ is. En hij voegt eraan toe dat wie veel wijsheid heeft, soms ook veel verdriet heeft (Pr 1,16-18). Ook Sirach waarschuwt: “onderzoek geen dingen die te moeilijk voor je zijn, probeer niet te begrijpen wat je verstand te boven gaat” (Sir 3,21). Echter, tegelijk weet hij: “gelukkig is de mens die zich verdiept in wijsheid, die naar inzicht streeft, de wegen van de wijsheid overdenkt” (Sir 14,20).