Bezinningstekst Bénédicte Lemmelijn, Wijsheid van Sirach
Wijsheid van Jezus Sirach 5,10-12
Wees standvastig in je denken,
verdraai je woorden niet.
Wees meteen bereid tot luisteren,
maar neem de tijd voor je antwoord.
Antwoord een ander alleen
als je iets verstandigs te zeggen hebt;
heb je dat niet, houd dan je mond.
(vertaling NBV)
‘Spreken is zilver, zwijgen is goud’, zo klinkt het in de volksmond… We kennen het spreekwoord wel. Meer nog, we kennen ook de waarheid ervan. Meer dan eens ervaren we dat het wijzer is te zwijgen dan overal en altijd hoog van de toren te blazen.
De oudtestamentische Jezus Sirach is een wijze. En wijsheid is fundamenteel ervaringswijsheid. Jezus Sirach observeert de werkelijkheid en ziet wat er gebeurt… In die werkelijkheid ziet hij verschillende aspecten: denken en spreken moeten op elkaar afgestemd worden; luisteren en spreken moeten mekaar aanvullen en tot slot, spreken moet inhoud hebben en geen op zichzelf betrokken reflex van aandachttrekkerij worden…
Wijsheid is van alle tijden. En Sirachs observaties gelden tot op vandaag…. Misschien sterker nog: ze zijn bij uitstek vandaag actueel. Wie een beetje met de tijd mee is, hoort en ziet constant grote en minder grote mensen hun ‘heilige’ visie van de daken schreeuwen. Op tv, op de radio, in de pers maar ook dagelijks – wat zeg ik: minuut per minuut – op allerlei sociale media. En wat die woorden en visies soms teweeg brengen, valt niet in woorden te vatten…
Bezinningstekst van Bénédicte Lemmelijn voor de maand juni
Matteüs 18, 1-4
In die tijd kwamen de leerlingen bij Jezus en zeiden: “Wie is eigenlijk de grootste in het koninkrijk der hemelen?” Hij riep een kind, zette het in hun midden en zei: ‘Ik verzeker jullie, als je niet verandert en wordt als kinderen, kom je het koninkrijk der hemelen niet eens binnen. Wie zich dus klein maakt als dit kind, die is de grootste in het koninkrijk der hemelen.”
In deze perikoop uit Matteüs komen twee centrale ideeën aan bod. Enerzijds gaat het om het verwerven van of deelnemen aan het ‘koninkrijk der hemelen’ en anderzijds om het ‘worden als een kind’ en het zich ‘klein maken als een kind’. Aan de hand van deze twee begrippen speelt Matteüs met de paradox tussen groot en klein. Precies wie klein wordt, is de grootste. Merkwaardig… of toch niet zo vreemd?
Over wat er in de evangeliën met het ‘rijk Gods’ of het ‘rijk der hemelen’ bedoeld wordt, zijn er al honderden boeken en artikels geschreven (1). Eén ding is zeker: in al de teksten over het rijk der hemelen is er heel duidelijk een link tussen het reëel aanwezig komen van het rijk Gods en het doen van Gods wil. Denken we bijvoorbeeld maar aan het Onze Vader, waar de bede ‘uw koninkrijk kome’ onmiddellijk gevolgd wordt door ‘uw wil geschiede’… Met andere woorden, waar mensen in geloof, bereid tot ommekeer en met een onverdeeld hart, met en voor elkaar trachten te leven op een harmonieuze wijze, zoals God het droomt, breekt zijn rijk hier en nu reeds door. En is het eigenlijk niet deze droom die vandaag, zij het onder heel wat verschillende benamingen en benaderingen, opgeld maakt in de verzuchting van zovele mensen die ‘anders’ en ‘mindful’ willen gaan leven? Mensen die bewust en aandachtig in vriendelijke mildheid midden in het leven willen gaan staan. Mensen die, precies in hun verlangen naar harmonie en heelheid, verbondenheid zoeken met al wat ons omringt maar ook met wat of Wie ons overstijgt. Is dat diep religieuze verlangen – want dat is het eigenlijk – niet de wortel van elk zoeken naar God en van het verlangen naar het ‘rijk der hemelen’?
En hoe doen we dat dan? Hoe komen we daar dan dichterbij, zelfs als we niet eens ‘de grootste’ willen zijn? Jezus’ antwoord is zo moeilijk als het eenvoudig is: word als een kind, maak jezelf klein als een kind. In onze jachtige wereld die niets liever doet en niets meer promoot dan zichzelf belangrijk maken – zelfs als er de facto méér en méér mensen aan ten onder gaan – is de eenvoud van een kind meestal erg ver weg. En toch is het zoeken naar eenvoud, het gewoon ‘zijn’ in tevredenheid (bemerk het woord vrede hierin) en het loslaten van alle mogelijke ijdele wensen, het begin van en wellicht de enige weg naar diepe innerlijke harmonie.
Het doet me denken aan een interview dat ik recentelijk las, met Elizabeth M. Gilbert, de auteur van de bestseller ‘Eat, Pray, Love’ (waarop ook de gelijknamige film met Julia Roberts gebaseerd is). Zij vindt heelheid in de expressie van creativiteit. Precies die creativiteit is voor haar de uiting van wat groter is dan haar eigen zelf en tegelijkertijd zichzelf uitdrukt en realiseert. Wat ze creëert, dicht ze onomwonden toe aan iets dat groter is dan haar eigen ik. “Maar niet iedereen is creatief”, hoort ze dan vaak als tegenwerping. En in dat verband verwijst ze precies naar de wijze waarop een kind in de wereld staat en naar het terug worden als een kind. Is er één mens, vraagt ze zich af, die als kind niet getekend, gekleurd, gezongen, gehuppeld en gedanst heeft, en die zich daarin ongedwongen blij en vrij voelde om te zijn wie hij of zij was? Op welk moment zijn we die eenvoudige blijheid van een kind verloren geraakt, ergens onderweg naar ‘groot’ worden?
En precies zo is ‘de grootste worden’ feitelijk gesproken inderdaad het tegengestelde van het binnentreden in het ‘rijk Gods’. Juist in klein en eenvoudig te zijn of het terug te worden, raken we de diepte van ons leven, voelen we dat wat ons omringt groter is, en dat Wie ons draagt ultieme Liefde is.
_____________________________
(1) Cf. o.m. B. LEMMELIJN, Geroepen tot dienst aan het koninkrijk. De bijbelse notie van het Rijk Gods, in Jota 11 (1999/4) 6-7 en H. AUSLOOS & B. LEMMELIJN, Het Rijk Gods en/in de kerk: nabij… of nog steeds niet?, in Communio 32 (2007) 382-391.
Micha 6,6-8
Micha 6,6-8
“Wat kan ik de HEER aanbieden,
waarmee hulde brengen aan de verheven God?
Moet ik hem tegemoet treden met brandoffers,
zou hij eenjarige stieren aanvaarden?
Kan ik hem gunstig stemmen met duizenden rammen,
met olie, stromend in tienduizend beken?
Moet ik mijn oudste kind geven voor wat ik heb misdaan,
de vrucht van mijn schoot voor mijn zondig leven?”
Er is jou, mens, gezegd wat goed is,
je weet wat de HEER van je wil:
niets anders dan recht te doen, trouw te betrachten
en nederig de weg te gaan van je God.
(Nieuwe Bijbelvertaling)
De profeet Micha is één van de zogenoemde twaalf kleine profeten uit het Oude Testament. Hij wordt voorgesteld als een man van het platteland, die ingaat tegen de mooipraterij van de hofprofeten in de stad Jeruzalem. Recht door zee als hij is, toont hij zich afkerig van hen die meeheulen met de macht, van hen die zomaar zeggen dat alles kan en alles mag, dat “alles OK is”. Hij hekelt hun visie die de mensen wijsmaakt dat Gods belofte sowieso verworven is en dat hun morelegedrag er niet toe zou doen.
Bezinningstekst Bénédicte Lemmelijn
Vergeef je naaste het onrecht dat hij deed,
dan worden, als je bidt, ook jou je zonden vergeven.
Hoe kan een mens die woede koestert tegen een ander
bij de Heer om verzoening vragen?
Hoe kan een mens die geen erbarmen heeft met een ander
om vergeving voor zijn eigen zonden bidden?
Je bent maar een mens: als je in je woede volhardt,
wie zal dan je zonden vergeven?
(Wijsheid van Jezus Sirach 28,2-7)
Wie de hier aangeboden tekst uit de oudtestamentische wijsheidsliteratuur in het boek Wijsheid van Jezus Sirach aandachtig leest, kan er een aantal erg belangrijke aspecten in ontwaren. Vooreerst handelen deze paar verzen over een van de meest fundamentele mogelijkheidsvoorwaarden voor het leven in en met onze menselijke gegevenheid van broosheid en gebrokenheid. Elk mens kwetst andere mensen, met of zonder opzet, met of zonder voorbedachten rade, vroeg of laat, lichtjes of heel erg.
Lucas 10,38-42
Lucas 10,38-42
“Op hun reis ging hij een dorp in. Een vrouw, Marta genaamd, ontving hem. Deze had een zuster die Maria heette. Die kwam aan de voeten van de Heer zitten en luisterde naar zijn woorden. Marta had het heel druk met bedienen. Ze ging naar Jezus toe en vroeg: ‘Heer, laat het U koud dat mijn zuster mij alleen laat bedienen? Zeg haar dat ze mij komt helpen.’ De Heer gaf haar ten antwoord:
‘Marta, Marta, je maakt je bezorgd en druk over alles, maar slechts één ding is nodig. Maria heeft het beste deel gekozen en dat zal haar niet worden ontnomen.”
(Willibrordvertaling)
De jongste Didachè-leergang in augustus 2013, medegeorganiseerd door de Vlaamse Bijbelstichting,
richtte de aandacht op ‘ongemakkelijke woorden van Jezus’. Aan bod kwamen onder meer veeleisende, gewelddadige, harde, pretentieuze, anti-joodse en eschatologische woorden, die allemaal gekenmerkt werden als ‘ongemakkelijke’ woorden uit de evangelies. Woorden die bevreemdend zijn, uitspraken die ons doen schrikken, verhalen die ons bevragen, in elk geval teksten die ons op een of andere manier op ons ongemak stellen. Onder welke categorie de tekst uit Lucas 10 over het bezoek van Jezus aan Maria en Marta moet vallen, weet ik zo precies niet.