Homilie Witte Donderdag 2018
In het bewustzijn dat de Vader Hem alles in handen had gegeven
en dat Hij van God was uitgegaan en naar God terugkeerde,
stond Hij van tafel op…
Broeders en zusters,
Het gebeurt niet zo vaak dat de evangelisten ons laten binnenkijken in wat Jezus innerlijk beweegt. Maar nu doet Johannes dat expliciet bij het gebeuren van die laatste avond. Jezus en zijn Vader. Jezus en zijn God. Heel bewust van zijn zending begint Jezus aan de voetwassing. En het is treffend dat se samenstellers van het vijfde eucharistisch gebed die woorden hebben overgenomen omtrent de eucharistie: In het bewustzijn dat Hij van U was uitgegaan en naar U terugkeerde, heeft Hij het brood in zijn handen genomen. Het gaat hier om iets heel fundamenteels – Jezus wil nog in een laatste handeling heel zijn zending in herinnering roepen, ons opnieuw aanzeggen waartoe Hij gekomen is. Het doet me terugdenken aan de evangeliewoorden van de vierde vastenzondag: Zozeer immers heeft God de wereld liefgehad, dat Hij zijn eniggeboren Zoon heeft gegeven, opdat al wie in Hem gelooft niet verloren zal gaan, maar eeuwig leven zal hebben. God heeft zijn Zoon niet naar de wereld gezonden om de wereld te oordelen, maar opdat de wereld door Hem zou worden gered. Of zoals Johannes het schrijft in zijn eerste brief: De liefde die God is, heeft zich onder ons geopenbaard, doordat Hij zijn enig Zoon in de wereld gezonden heeft, om ons het leven te brengen.
Homilie Aswoensdag 2018
Hij immers weet van ons maaksel,
Hij gedenkt dat wij stof zijn. (Ps 103,14 – KBS)
Hij kent ons toch, Hij is niet vergeten
dat wij gemaakt zijn uit het stof van de aarde. (Ps 103,14 – Vijftig psalmen)
Zusters en broeders,
Aswoensdag – as, stof. Uitnodiging om onze oorspronkelijke toestand te gedenken – zoals God zelf ons gedenkt. In Genesis lezen wij: Toen boetseerde de Heer God de mens uit stof, van de aarde genomen. Uit de aarde genomen, wij zijn uit stof gemaakt. God de Heer weet dat. Maar Hij doet er iets mee: Hij boetseert; Hij raakt aan. Het vormeloze krijgt vorm. Het kwetsbare wordt met zorg omgeven. Scheppende, herscheppende handen. Het doet me denken aan een bekentenis van een jonge vrouw na een biecht: De handen van de biechtvader op mijn hoofd. Die handen grepen niet, ze gaven. Ze gaven een liefde door die me kende en me – zoals ik ben – goed vond. Gods handen grijpen niet, ze geven – levengevend. Een maaksel van zijn handen, een maaksel in zijn handen.
En er is nog meer: God blies hem de levensadem in de neus: zo werd de mens een levend wezen. Broeders en zusters, wat wordt hier gezegd? Zonder God, zonder Schepper, zonder de Ander louter stof, aarde. Maar met God, met de Schepper, met die Ander een levende mens. Beademd, bezield. Gods Geest – levensadem. Heer, wat is de mens dat Gij hem aanziet, het mensenkind dat Gij hem telt? (Ps 144,3). Ja, stof van de aarde, maar zò kostbaar in zijn ogen, schrijft Jesaja, zo waardevol: Ik heb u lief.
HOMILIE NIEUWJAAR 2018
Als blijkt dat we niet in staat zijn
het juiste antwoord op een situatie te geven,
dan is dat niet het einde,
maar een nieuw begin.
Zusters en broeders,
Zomaar een zin uit een tekst die ik vorige week aan het lezen was – een essay van de Nederlandse theoloog Erik Borgman. Zomaar een zin, maar een zin die me vastgreep en bleef vasthouden. Waarom? Omdat er zo’n tegendraadse ervaring wordt in uitgedrukt, die op een dag als deze – nieuwjaarsdag – een uitdaging kan zijn, een kleine boodschap, een start.
Want is het niet ons aller levenservaring dat als situaties ons overvallen, als we daarin met onmacht, onkunde, verlorenheid, paniek, angst worstelen, we met een gevoel zitten van ‘dat is het einde’. ‘Hier kan ik niet verder’. ‘Hier houdt het op’.
Homilie 3 'zondag jaar B 2018
De tijd is vervuld en het Rijk Gods is nabij;
bekeert u en gelooft in de Blijde Boodschap.
Zusters en broeders,
Die zijn de eerste woorden van Jezus in het Markusevangelie: De tijd is vervuld en het Rijk Gods is nabij; bekeert u en gelooft in de Blijde Boodschap. En Markus leidt deze eerste woorden van Jezus in met: Hij verkondigde Gods Blijde Boodschap. Jezus brengt een tijding van vreugde die van God komt. Vergeef me, broeders, vergeef me, zusters en broeders, dat deze woorden me weer doen denken aan de voor mij merkwaardige openingszinnen van de Apostolische exhortatie Evangelii Gaudium: De vreugde van het Evangelie vult het hart en het hele leven van allen die Jezus ontmoeten. Allen die zich door Hem laten redden, worden bevrijd van zonde, droefheid, innerlijke leegte en eenzaamheid. Met Jezus Christus wordt de vreugde geboren en steeds opnieuw geboren.
Homilie 8 december 2017, Maria Onbevlekt Ontvangen
Homilie 8 december Maria Onbevlekt Ontvangen
Mens, waar zijt gij?
Zusters en broeders,
De Heer God riep de mens en vroeg hem: ‘Waar zijt gij?’ God op zoek naar de mens. Een God die naar mensen verlangt. Een God die uit is op ontmoeting. Mensenkinderen – uitverkoren. Of zoals het staat in de tweede lezing uit de brief aan de Efeziërs: In Christus heeft God ons uitverkoren vóór de grondlegging der wereld om heilig en vlekkeloos te zijn voor zijn aangezicht. In liefde heeft Hij ons voorbestemd zijn kinderen te worden door Jezus Christus. Beseft de mens dat hij die waardigheid heeft? Kan de mens zo’n verlangen aan? Van de eerste mens wordt verhaald dat hij bang was. Bang omdat hij naakt is en daarom verbergt hij zich voor God. En dan dat wondere woord van God: ‘Wie heeft u verteld dat gij naakt zijt?’ Alsof God dat niet weet, alsof God zijn schepsel niet kent. Maar God kan de naaktheid van de mens aan. Meer zelfs: mens zijn ís naakt zijn – broos – breekbaar – aanraakbaar. Zó is de mens geschapen: openstaand naar, ontvankelijk. Maar wel in vrijheid – God weet dat we broos zijn. Hij breekt niet in. Hij breekt nooit in. Hij klopt aan de deur van het mensenhart. En de mens is vrij om al dan niet te openen. Van nature ontvankelijk, maar verbonden met ons kiezen. Het doet de zalige Jan van Ruusbroec schrijven: Het eerste en kostbaarste dat in een mens is, dat is ‘zijn verkiezen’. Dat wil God hebben. God verlangt naar de mens. Maar de eerste mens heeft nee gezegd. Adam – de eerste mens – en Eva – de moeder van alle levenden – hebben nee gezegd.
Het verhaal van God en de mens