Homilie 23 zondag jaar C 2019
Wijsh. 9,13-18b Fil. 9b-10.12-17 Lc 14,25-33
Weet wat je doet. Niet verder springen dan je stok lang is. Dat zijn nuchtere wijsheden, die goed aansluiten bij wat we vandaag van Jezus te horen krijgen. De Heer gebruikt voorbeelden uit de dagelijks leven die we maar al te goed verstaan. Als je een huis wil bouwen of verbouwingen wil uitvoeren, ga je berekenen of je dat wel aankunt, financieel, sociaal, als gezin of gemeenschap. We vinden dat normaal en we kennen allemaal voorbeelden van waar het is misgelopen, waar de bouw halverwege werd stopgezet, soms ook door oorzaken van buitenaf waar je geen schuld aan hebt. En in een tijd als de onze, met dreigende wereldwijde recessie, is dat beslist actueel. We kennen voorbeelden van grootschalige projecten die te maken krijgen met gigantische budgetoverschrijdingen, wegens verkeerde inschattingen. En dan zijn we er heel vlug bij om een beschuldigende vinger uit te steken.
Homilie Maria ten Hemel opneming 2019
Maria is de nieuwe Eva. De parallellie tussen Eva en Maria is door de allereerste kerkvaders, Tertullianus, Origenes en Ireneüs van Lyon met verve ontwikkeld. Hierbij moet men Eva niet als een historische maar als een corporatieve figuur opvatten, terwijl Maria zowel een historische als een corporatieve figuur is: ze is immers beeld en typos van de Kerk. De sterfelijkheid van Eva – een gevolg van de zondeval – wordt door Maria ingeruild voor onsterfelijkheid, door haar hechte en onverbreekbare band met Christus, de tweede Adam, die door zijn opstanding uit de dood de sterfelijkheid van de eerste Adam met onsterfelijkheid omkleedde. Daarom kende het lichaam van Maria kende geen bederf, maar werd het, zoals dat van Christus, in het paradijs opgenomen. Het feest van de Tenhemelopneming van Maria, dat wij vandaag vieren, vindt in deze gedachtegang zijn theologisch fundament.
Homilie 19' zondag jaar C 2019
Wijsh. 18, 6-9; Hebr. 11,1-2.8-12; Lc. 12, 35-40
De nacht is de moeder van de morgen. Als kind kregen we soms te horen: ‘nog zoveel keren slapen’ en dan gebeurt het, dan komt Sinterklaas, dan is er dat schoolreisje, dan krijg je je nieuwe fiets. Je ging als kind dan naar bed in een grote verwachting. Je kon de slaap haast niet vatten van de spanning om wat er te gebeuren stond. De nacht was de moeder van de morgen. En elke zieke patiënt kent dat gevoel van wachten op de ochtendverpleging, de verzorging en het ontbijt, en het kunnen vertellen hoe lang en moeilijk de nacht wel was. Ook voor hen is de nacht de moeder van de morgen. Voor de bijbelse mens is de nacht eveneens bekleed met een sterk symbolisch gehalte. De lezingen van deze zondag illustreren dat.
Homilie 18'zondag jaar C 2019
Pred. 1,2; 2,21-23 Kol. 3,1-5.9-11 Lc. 12,13-21
Het statement waarmee Jezus zijn parabel eindigt: ‘Schatten voor zichzelf vergaren, maar niet rijk zijn bij God’ is best confronterend voor ons, zijn leerlingen. Jezus verwijt het die verstandige boer, die zijn groot en aangroeiend bezit als een veilige levensverzekering koestert. Maar is het ook niet van toepassing op velen van ons? Rijk zijn, ‘er warmpjes inzitten’, geeft een veilig gevoel, dat is zeker, maar volgens Jezus is dat fake, boerenbedrog, een valse veiligheid. Hoe honend klinkt dan ook uit Jezus’ mond het scheldwoord ‘dwaas!’. Dwaas – ‘stuk onverstand’ vertaalt de Naardense Bijbel – want geen bezit kan je leven veilig stellen. ‘Dwaas’ noemt ook de profeet Jeremia degene die onrechtmatig rijkdom vergaart: “Als een patrijs die eieren uitbroedt die ze niet zelf heeft gelegd, zo is iemand die rijkdom vergaart, maar niet rechtmatig; op de helft van zijn dagen moet hij die verlaten en als zijn einde komt blijkt hij een dwaas’ (Jer. 17,11). Dwaas noemt Jezus in de Bergrede degene die zijn woorden wel hoort maar ze niet doet: hij bouwt zijn huis op zandgrond (Mt. 7,26), in plaats van op de rots, die Christus is. Geen bezit kan je leven veilig stellen. Leven is immers veel meer dan materieel, fysiek of intellectueel welbevinden.
Homilie 7' zondag na Pasen 2019
Op deze zevende Paaszondag, pal tussen Hemelvaart en Pinksteren, laat de Kerk het slotakkoord klinken van het zogenaamde Hogepriesterlijk Gebed van Jezus. Het gaat om een tekst, uniek in zijn soort, waarbij de leraar, terwijl Hij afscheid neemt van zijn leerlingen, een gebed formuleert tot God. Jezus’ gebed is weliswaar gericht tot zijn Vader, maar zo geformuleerd dat Hij zijdelings onderricht geeft aan zijn leerlingen. En de teneur van het stuk is ‘thuiskomen’. Jezus staat op de drempel van de eeuwigheid, waar Hij thuishoort van vóór de grondvesting van de wereld. Want de Zoon werd in het midden van de tijd, als mens naar de wereld gezonden, om aan mensen duidelijk te maken, dat de eenheid en liefde tussen Vader en Zoon ook alle mensen en heel de wereld wil omvatten.