Homilie Kerstmis 20120
Homilie voor het hoogfeest van de geboorte van de Heer 25 december 2020
https://www.youtube.com/watch?v=XeO2cWyB1Xg&ab_channel=ThomasTurner Puer natus est nobis,
et filius datus est nobis :
cuius imperium super humerum eius :
et vocabitur nomen eius, magni consilii angelus. (Jesaja 9,5) Cantate Domino canticum novum :
quia mirabilia fecit. (Psalm 98,1)
Want een kind wordt ons geboren, een zoon wordt ons gegeven.
De heerschappij rust op zijn schouders. Men noemt hem: Wonder van beleid. Zingt voor de Heer een nieuw lied, want wonderen heeft Hij gedaan.
Zij legde Hem neer in een kribbe,
omdat er voor hen geen plaats was in de herberg.
Het Griekse woord kataluma
dat we in het oorspronkelijke Griekse Lucas-evangelie lezen en wij gewoonlijk met herberg vertaald krijgen,
komt in de evangelies nog éénmaal voor, namelijk in de aanvang van het passieverhaal, als Jezus zijn leerlingen opdraagt:
Gaat naar de stad en daar zult ge een man tegenkomen die een kruik water draagt. Volg hem en zegt aan de eigenaar van het huis waar hij binnengaat:
De Meester laat vragen: Waar is de zaal (kataluma) voor Mij, waar Ik met mijn leerlingen het paasmaal kan houden?
Homilie voor de 4de zondag Advent B 2020
VERGEET WELZIJNSZORG NIET!
Evangelie: Lc 1, 26-38
Toen Elisabeth zes maanden zwanger was werd de engel Gabriël van Godswege gezonden naar een stad in Galilea, Nazaret, tot een maagd die verloofd was met een man die Jozef heette, uit het huis van David. De naam van de maagd was Maria. Hij trad bij haar binnen en sprak: 'Verheug u, de Heer is met u!' Zij schrok van dat woord en vroeg zich af, wat die groet toch wel kon betekenen. Maar de engel zei tot haar: 'Vrees niet Maria, want gij hebt genade gevonden bij God. Zie, gij zult zwanger worden en een zoon ter wereld brengen en gij moet Hem de naam Jezus geven. Hij zal groot zijn en Zoon van de Allerhoogste genoemd worden. God de Heer zal Hem de troon van zijn vader David schenken en Hij zal in eeuwigheid koning zijn over het huis van Jakob en aan zijn koningschap zal nooit een einde komen.' Maria echter sprak tot de engel: 'Hoe zal dit geschieden, daar ik geen man beken?' Hierop gaf de engel haar ten antwoord: 'De heilige Geest zal over u komen en de kracht van de Allerhoogste zal u overschaduwen.
Homilie voor de eerste zondag van de advent B
Homilie voor de eerste zondag van de advent B
Op deze eerste zondag van de advent,
bij de start van een nieuw kerkelijk jaar,
wordt onze Federatie Mariakerke een Pastorale Eenheid.
Er is niet meer sprake van samenwerking tussen parochies
maar van een eenheid van kerkgemeenschappen,
een gestadig groeien naar één kerkgemeenschap,
die om het geloof te vieren weliswaar nog samenkomt in onze vier kerken,
maar daarnaast in eenheidsverband werkt aan alle opdrachten
waarvoor een kerkgemeenschap zich geplaatst weet,
zoals deze van de diaconie, dienstbaarheid,
de inzet voor vrede, rechtvaardigheid en welzijn van mensen.
Homilie voor de tweede zondag van de advent B 2020
Evangelielezing:
Marcus 1, 1 Begin van de Blijde Boodschap van Jezus Christus, de Zoon van God.
2 Zoals er geschreven staat bij de profeet Jesaja:
Zie, ik zend mijn bode voor u uit, die voor u de weg zal banen,
3 een stem van iemand die roept in de woestijn:
Bereidt de weg van de Heer, maakt zijn paden recht,
4 zo trad Johannes op in de woestijn en doopte.
Hij preekte een doopsel van bekering tot vergiffenis van zonden.
5 Heel de landstreek Judea en alle inwoners van Jeruzalem trokken naar hem uit
en lieten zich door hem dopen in de rivier de Jordaan,
terwijl zij hun zonden beleden.
6 Johannes ging gekleed in kameelhaar met een leren gordel om zijn lendenen.
Hij at sprinkhanen en wilde honing.
7 Hij predikte: 'Na mij komt die sterker is dan ik,
en ik ben niet waardig te bukken en de riem van zijn sandalen los te maken.
8 Ik heb u gedoopt met water, maar Hij zal u dopen met de heilige Geest.'
Neem tijd.
Homilie voor de 34ste zondag door het jaar A
Hoogfeest van Christus Koning
22 november 2020
Op deze laatste zondag van het kerkelijk jaar,
het hoogfeest van Christus Koning, horen we in de liturgie
de derde parabel uit het 25ste hoofdstuk van het Mt-evangelie.
Deze parabel is in het Mt-evangelie het allerlaatste onderricht van Jezus,
waarin Hij zijn leerlingen – dus ook ons – duidelijk wil maken
waar het uiteindelijk op aankomt,
welke ingesteldheid en levenshouding we dienen aan te nemen
om te kunnen deelnemen en mee te werken aan het Rijk Gods,
aan een liefdevol, vreugdevol en vredevol leven,
aan een vredevolle en rechtvaardige samenleving.
In de twee vorige parabels
(over de wijze en dwaze bruidsmeisjes en over de talenten)
ging het over aandacht en waakzaamheid
en creatieve inzet van onze mogelijkheden.
Nu krijgen we te horen dat we onze aandacht en onze waakzaamheid
uiteraard niet richten op onszelf maar op onze medemens in nood,
dat we bij die medemens dienen aanwezig te zijn met het goede hart,
het goede hart dat ons aanzet tot daadwerkelijke zorg en dienstbaarheid,
tot het opnemen van verantwoordelijkheid
voor het leven en het geluk van de medemens.