Jeremia 31.33-34
Jr 31,33-34
Dit is het verbond dat ik in de toekomst met Israël zal sluiten – spreekt JHWH: Ik zal mijn wet in hun binnenste leggen en hem in hun hart schrijven. Dan zal ik hun God zijn en zij mijn volk. Men zal elkaar niet meer hoeven te onderwijzen met de woorden: “Leer JHWH kennen”, want iedereen, van groot tot klein, kent mij dan al – spreekt JHWH. (Vertaling NBV)
Wie het boek van de profeet Jeremia een beetje kent, weet dat Jeremia niet de meest vrolijke van de oudtestamentische profeten is. Hij klaagt en zeurt. Hij voelt zich eenzaam en depressief (cf. Jr 20). Zijn roeping is een realiteit die hem aan de kant van de samenleving plaatst (cf. Jr 16). Heel zijn leven moet immers ‘tekenhandeling’ zijn: het leven dat hij leidt moet tonen hoe erg het gesteld is met Israël in zijn relatie tot Jahweh, en vooral hoe broodnodig de enige uitweg is: bekering. Jeremia’s boodschap bevat inderdaad een dringende en beklijvende oproep tot bekering, en die houdt ook een oordeel in over wat hij rondom zich ziet gebeuren. Een oordeel en een oproep die de mensen niet graag horen; ‘ontzetting-overal’, noemen ze hem spottend (Jr 20,10). In die tweespalt tussen God en Israël zit Jeremia geklemd. Zijn boodschap klinkt derhalve indringend in alle toonaarden van klaagzang en aanklacht. Intriest weent zijn zelfs gebed.
Leven ten Volle
Matteüs 2,1-12
Toen Jezus geboren was in Betlehem in Judea, tijdens de regering van Herodes, kwamen er magiërs uit het Oosten in Jeruzalem aan. Ze vroegen: “Waar is de pasgeboren koning van de Joden? Wij hebben namelijk zijn ster zien opgaan en zijn gekomen om hem eer te bewijzen. Koning Herodes schrok hevig toen hij dit hoorde, en heel Jeruzalem met hem. Hij riep alle hogepriesters en schriftgeleerden van het volk samen om aan hen te vragen waar de messias geboren zou worden. ‘In Betlehem in Judea’, zeiden ze tegen hem, ‘want zo staat het geschreven bij de profeet: “En jij, Betlehem in het land van Juda, bent zeker niet de minste onder de leiders van Juda, want uit jou komt een leider voort die mijn volk Israël zal hoeden.”’ Daarop riep Herodes in het geheim de magiërs bij zich; hij wilde precies van hen weten wanneer de ster zichtbaar geworden was, en stuurde hen vervolgens naar Betlehem met de woorden: ‘Stel een nauwkeurig onderzoek in naar het kind. Stuur mij bericht zodra u het gevonden hebt, zodat ook ik erheen kan gaan om het eer te bewijzen.’ Nadat ze geluisterd hadden naar wat de koning hun opdroeg, gingen ze op weg, en nu ging de ster die ze hadden zien opgaan voor hen uit, totdat hij stil bleef staan boven de plaats waar het kind was.
God is liefde
1 Joh 4,12-16
Niemand heeft God ooit gezien. Maar als we elkaar liefhebben, blijft God in ons en is zijn liefde in ons ten volle werkelijkheid geworden. En we hebben zelf gezien waarvan we nu getuigen: dat de Vader zijn Zoon gezonden heeft als redder van de wereld. Als iemand belijdt dat Jezus de Zoon van God is, blijft God in hem en blijft hij in God. Wij hebben Gods liefde, die in ons is, leren kennen en vertrouwen daarop. God is liefde. Wie in de liefde blijft, blijft in God, en God blijft in hem. (Vertaling NBV)
Als er één ding zeker is, in welke religie dan ook, dan is het dat niemand God ooit gezien heeft. Niemand weet precies hoe God er uit ziet; niemand kent de ultieme formule die zijn bestaan omschrijft; geen enkel dogma kan hem ‘vatten’ noch ‘be-vatten’; geen enkele tekst kan hem geheel ‘be-grijpen’. En toch is er één iets dat absoluut overeind blijft… Men zou alsnog kunnen spreken van een wezensdefinitie, in de zin van één diepe waarheid die de kern van zijn wezen betreft: God is liefde...
Startdag Werkjaar 2018-2019
“AL WAT WE ZIJN, IS GENADE…”
Muziek en zang die aansluiten bij stilte
Essentieel in de geloofsbeleving is het bewustzijn van eenheid met God, het besef dat er een God is die zich in ons aan ons geeft als levenskracht. Gebed en liturgie moet dat bewustzijn levendig houden en voeden. Daarin zijn stilte, muziek die daarbij aansluit en poëzie onmisbare elementen. Vervolgens is er ook het bewustzijn dat die liefdevolle God ons oproept tot liefde, tot verantwoordelijkheid en zorg. Het gaat over de verantwoordelijkheid en zorg voor de medemens, voor rechtvaardigheid, voor vrede en voor de schepping. Ook dit laatste is wezenlijk voor de christen. In de ‘scheppingsperiode’ (1 september – 4 oktober, feest van Sint-Franciscus) wil de Kerk onze aandacht vestigen op de noodzaak van een houding van liefde, verantwoordelijkheid en zorg voor de schepping, voor de natuur en alle levende wezens. Dit vraagt om bekering: een andere houding tegenover de natuur.