Festina lente (Tertio nr 967)
“Hoe komt het toch dat wij, schamele mensen, altijd denken dat alles snel moet gaan?”
Ik zit aan tafel. We eten in stilte. Ik kijk, wat dromerig, naar buiten. Maar het kijken zonder zien verandert. De ontzaglijke bomen, die in het abdijpark hun takken wiegen tegen de achtergrond van een felblauwe zomerlucht, wekken mijn mijmering. Bewonderend sla ik hun gestadig bewegen gade.
En plots besef ik hoe ontzettend veel tijd het hun gekost heeft om zo groot te worden. Ik bedenk hoe wonderlijk minuscule celletjes elk van hun door wind bewogen blaadjes voeding brengen, en hoe dag na dag hun stammen jaarringen markeren.
Lucas 10,21
Op dat moment begon hij, vervuld van de heilige Geest te juichen en zei: “Ik loof u, Vader, Heer van hemel en aarde, omdat u deze dingen voor wijzen en verstandigen hebt verborgen, maar ze aan eenvoudige mensen hebt onthuld. Ja, Vader, zo hebt u het gewild.” (vertaling NBV)
Toen ik klein was of zelfs toen ik al wat groter was, hield ik niet van deze tekst. Ik vond Jezus ronduit oneerlijk. Zoals u kan vermoeden was ik niet de slechtste noch de traagste leerling van de klas, dacht ik dat ik een aardig mondje jonge wijsheden te vertellen had, en rekende ik mezelf dus bij de ‘verstandigen’ in Jezus uitspraak. Ik vond het niet rechtvaardig dat voor hen ‘deze dingen verborgen gehouden werden’, en dat God het dan ook echt nog ‘zo gewild’ had...
Jeremia 1,4-9
De HEER richtte zich tot mij: ‘Voordat ik je vormde in de moederschoot, had ik je al uitgekozen, voordat je de moederschoot verliet, had ik je al aan mij gewijd, je een profeet voor alle volken gemaakt.’ Ik riep: ‘Nee, HEER, mijn God! Ik kan het woord niet voeren, ik ben te jong.’ Maar de HEER antwoordde: ‘Zeg niet: “Ik ben te jong.” Richt je tot iedereen naar wie ik je zend en zeg alles wat ik je opdraag. Wees voor niemand bang, want ik zal je terzijde staan en je redden –spreekt de HEER.’ – (vertaling NBV)
De profeet Jeremia is in de christelijke traditie een van de zogenaamde ‘grote profeten’. Een literaire en theologische figuur die een boek, dat weliswaar geleidelijk gegroeid is en verschillende redacties onderging, op zijn naam kreeg... Het bevat gedachtegoed dat eeuwenlang en generaties door mensen geïnspireerd heeft en dat hopelijk nog mag doen in deze reflectie. Maar de man om wie het gaat, had het – blijkens dat boek – niet makkelijk. We spreken in het Nederlands niet voor niets over ‘jeremiëren’, een klaagzang aanheffen. Jeremia klaagt. Meer nog, hij zaagt soms de oren van Gods hoofd! Hij worstelt met zijn roeping. Hij wordt versmaad en uitgelachen. Hij hoort nergens bij, als teken aan de wand voor zijn volk. En al van in het begin, bij de eerste passage die zijn roeping beschrijft en die we hier lezen, zien we dat hij weerstand biedt. Hij voelt zich niet opgewassen tegen zijn taak. Maar even krachtig stelt God hem meteen gerust. Hij is niet te jong, en hij hoeft voor niemand bang te zijn; God zelf zal hem terzijde staan.
Matteüs 6, 25-34
Daarom zeg ik jullie: maak je geen zorgen over jezelf en over wat je zult eten of drinken, noch over je lichaam en over wat je zult aantrekken. Is het leven niet meer dan voedsel en het lichaam niet meer dan kleding? Kijk naar de vogels in de lucht: ze zaaien niet en oogsten niet en vullen geen voorraadschuren, het is jullie hemelse Vader die ze voedt. Zijn jullie niet meer waard dan zij? Wie van jullie kan door zich zorgen te maken ook maar één el aan zijn levensduur toevoegen? En wat maken jullie je zorgen over kleding? Kijk eens naar de lelies, kijk hoe ze groeien in het veld. Ze werken niet en weven niet. Ik zeg jullie: zelfs Salomo ging in al zijn luister niet gekleed als een van hen. [...] Jullie hemelse Vader weet wel dat jullie dat alles nodig hebben.
Jesaja 60,19-20
“Overdag is het licht van de zon niet meer nodig,
de glans van de maan hoeft je niet te verlichten,
want de HEER zal je voor altijd licht geven
en je God zal voor je schitteren.
Je zon zal niet meer ondergaan,
je maan niet meer verbleken,
want de HEER zal je voor altijd licht geven.”
(vertaling NBV)
De profeet Jesaja is in de christelijke traditie een van de zogenaamde ‘grote profeten’. In eerste instantie verwierf hij die benaming omdat het boek dat naar hem genoemd is, hoort bij de profetische boeken van enige omvang, zoals ook Jeremia of Ezechiël (en in tegenstelling tot de zogenaamde ‘kleine profeten’, zoals Joël of Obadja, van wie de boeken veel korter zijn). Jesaja is daarenboven een boek dat in de historisch kritische exegese, globaal gesproken, opgedeeld wordt in drie grote delen, die over een tijdspanne van minstens 200 jaar tot stand kwamen. In die verschillende delen verschilt ook de profetische boodschap sterk van toon, al naargelang de historische achtergrond die respectievelijk vóór, tijdens en na de ballingschap te situeren is. Kort gezegd: de eerste Jesaja waarschuwt, de tweede Jesaja troost en de derde Jesaja biedt een ideaalperspectief van hoop op een nieuwe tijd.