Homilie 2de zondag B 2024
Homilie 2de zondag B
Broeders en zusters,
Op deze 2de zondag door het jaar - het Marcusjaar -horen we een stukje uit het Johannesevangelie : de roeping van de eerste leerlingen - en volgende zondag zouden we normaliter de Marcus-versie horen van hetzelfde gebeuren : de roeping van Petrus en Andreas, van Jacobus en Johannes bij het meer van Gennesareth.
Johannes en Marcus vertellen ieder op hun eigen wijze hetzelfde gebeuren en als ge daar zo wat mee bezig bent, krijg je oog voor de nuances, voor wat elk van hen specifiek zeggen wil. Ik vermoed dat Johannes heeft nagedacht over een aantal vragen waar Marcus niet bleef bij stilstaan.
Het eerste wat opvalt bij Johannes is dat Jezus niet op een directe wijze zijn leerlingen roept. Bij Marcus zegt Jezus : 'Kom en volg Mij'. In het 4de evangelie worden ze door Johannes de Doper naar Jezus verwezen en ook daarna nog wijst Andreas Jezus aan naar zijn broer Simon toe. Wat zegt dit nu? Gaat het op die wijze niet over ieder van ons, over onze roeping? Ook wij zijn op deze wijze geroepen : anderen brachten ons naar Jezus, wezen ons Jezus aan. Als ik nu de vraag stel : hoe kwam de roep van Jezus mijn leven binnen? Dan moet ik zeggen : geen uiterlijke stem uit de hemel… geen innerlijke stem… Neen, wel Gods stem in een mensenstem. Langs een mensenstem komt Hij ons leven binnen: de stem van al dan niet toevallige mensen op onze levensweg.
Homilie Christus Koning 2023
Homilie Christus Koning 2023
Vader,
Gij hebt uw welbeminde Zoon tot Heer verheven, tot Koning van alles wat bestaat.
Broeders en zusters,
Zo mochten we bidden bij de aanvang van deze viering. Christus Jezus – Koning van alles wat bestaat – Koning van alle mensen. Van alle mensen zonder onderscheid: gelovigen en anders gelovigen, van priesters, religieuzen en ‘gewone’ gelovigen.
Jezus zegt in het evangelie: De Mensenzoon zal plaats nemen op zijn troon van glorie. Alle volken zullen vóór Hem bijeengebracht worden. Christus richt zich tot mensen, tot elke mens wie hij of zij ook is.
Jezus maakt wel onderscheid tussen schapen en bokken, mensen aan zijn rechterhand en mensen aan zijn linkerhand, rechtvaardigen en onrechtvaardigen. Wat is de grond voor dit onderscheid? Op grond van wat scheidt Hij in twee groepen? Het al dan niet iets voor Hem gedaan hebben.
Homilie 31° zondag A 2023
Homilie 31° zondag A
Broeders en zusters,
In mijn bijbel heb ik ooit naast de evangelieperikoop die we zopas mochten beluisteren, een verwijzing naar het Johannesevangelie bijgeschreven: nl. Joh 5,40- 44 (een parallel?). Het intrigeert me altijd hoe Johannes in een heel verschillende toonaard a.h.w. met de andere evangeliën in gesprek treedt – een soort dieptelezing. Het gaat ook in Joh 5 om een twistgesprek tussen Jezus en de Joden. Jezus zegt: Toch wilt gij niet tot Mij komen om het leven te vinden. Ik zoek niet door mensen geëerd te worden, maar Ik weet dat gij in uw hart geen liefde tot God hebt. Ik ben gekomen in de naam van mijn Vader en toch aanvaardt gij mij niet. Komt een ander in zijn eigen naam, dan zult gij hem wel aanvaarden. Maar hoe zoudt gij ook kunnen geloven als gij van elkaar eer tracht te verwerven, terwijl gij de eer die van de enige God komt, niet zoekt?
We horen een gepassioneerde Jezus zowel bij Matteüs als bij Johannes. Het treft me telkens weer hoe Jezus met zo’n vurigheid en gedrevenheid spreekt, als het gaat over wat voor Hem het aller-dierbaarst is, of beter de aller-dierbaarste: zijn Vader. Daar gaat het Hem om: zijn Vader en dat zijn Vader Vader zou mogen zijn, zou kunnen zijn in mensenlevens. En tegenover wat dat bedreigt, belemmert, of zelfs kapot wil maken, is Jezus ongenadig streng. Waar ligt die bedreiging dan wel? Als we goed naar het evangelie hebben geluisterd, denk ik dat die bedreiging de naam heeft: “ik”. Matteüs schrijft: Alles wat zij doen, doen zij om bij de mensen op te vallen. En Johannes: ze zoeken de eer van mensen. Komt een ander in zijn eigen naam, zult gij hem wel aanvaarden. Een uitvergroot ik; populairder gezegd: een groot ego, een dik ik. Dit is de grote belemmeraar voor het komen van het komen van Rijk Gods in ons persoonlijk leven, in ons gemeenschapsleven.
HOMILIE 32° zondag A 2023
HOMILIE 32° zondag A
De Heer verschijnt te middernacht! Zijn onze lampen wel gereed Nu is nog alles stil, en branden ze wel goed,
maar zalig hij die toch reeds wacht zodat als Christus binnentreedt, en Hem begroeten wil. Hij waardig wordt begroet!
Want ook als niemand naar Hem vraagt De Heer verschijnt te middernacht! noch in zijn dag gelooft, Nu is nog alles stil…
zijn komst wordt door geen macht vertraagd: Zalig, die toch geduldig wacht Hij heeft het zelf beloofd. en Hem begroeten wil.
Wie waakt er als een trouwe knecht, (Va 151)
zijn Meester toegedaan,
dat als de Heer komt om zijn recht hij voor Hem kan bestaan?
Zusters en broeders,
Voor ons, broeders, zijn dit vertrouwde woorden – één van onze nachtwakeliederen. We zingen het telkens weer. Maar ’s nachts – pas opgestaan – met de slaap nog in onze leden, in onze ogen, in onze stem. Ik zou er nu graag wat bij stilstaan in het licht van het evangelie van deze zondag dat we zopas mochten aanhoren.
De Heer verschijnt te middernacht! Zijn komst zal nachtelijk zijn. Het is zo tekenend voor ons geloof: kerstnacht, paasnacht. De Heer komt in de nacht. In de stilte van de nacht – nu is nog alles stil – maar ook in de duisternis van de nacht, de donkerte, wanneer het licht ontbreekt. Er is een nachtelijke kant aan ons leven: niet zien, niet kunnen zien, alleen zijn, eenzaamheid, vermoeidheid, slaap, afhankelijkheid, voor sommigen ook de tijd voor lichtschuwe werken. Maar juist in de nacht, middenin de nacht klonk de roep: Daar is de Bruidegom! Trekt Hem tegemoet! De nacht is teken dat we Iemand nodig hebben om ons te leiden, dat we het leven niet alleen aan kunnen. In die nacht komt Hij – ook als niemand naar Hem vraagt, noch in zijn dag gelooft! Hij heeft het zelf beloofd!
Broeders en zusters, Hij komt. Maar wachten we wel op Hem? Zien wij uit naar Hem? Zijn we gereed voor zijn komst? Het evangelie verhaalt ons hierbij twee werkelijkheden.
Eerst wordt gezegd dat de tien meisjes met hun lampen uittrokken de bruidegom tegemoet. Zalig die toch reeds wacht en Hem begroeten wil. Of met een beeld uit een ander evangelieverhaal: Wie waakt er als een trouwe knecht zijn Meester toegedaan? Geduldig wachten, uitzien naar. Het wordt voor mij heel treffend onder woorden gebracht in de antwoordpsalm van deze eucharistie – Psalm 63. Ik herhaal even de woorden in een andere vertaling: God, mijn God, ik zoek naar U. Al wat ik ben is dorst naar U. Mijn lichaam is als een land zonder water, uitgeput van verlangen naar U. Ik heb U gezien in uw heilige woning, met eigen ogen, uw kracht en uw licht. Ik weet, uw liefde is meer dan het leven… Naar U strek ik mijn handen uit, ik roep uw Naam, Gij zijt mijn God… Nachten lang lig ik wakker van U, wakend en dromend denk ik aan U. De mens op zoek naar zijn God. En wel als antwoord op “Gods op zoek zijn naar de mens”. Ik moet daarbij denken aan een zin van Sint
Bernardus die wij juist als refrein zingen bij Psalm 63 in de nachtwake van zijn feest: O wondere goedheid van God ons te willen zoeken! O verheven waardigheid van de mens zo te worden gezocht!
Zusters en broeders, Hij komt. Maar – nu kom ik hij de tweede werkelijkheid waar het evangelie op wijst – Toen nu de bruidegom op zich liet wachten, dommelden allen in en sliepen. Alle tien! Waken en wachten - als het duurt. En de slaap overvalt ons, overvalt ons allen. Als ons verlangen uitgerokken wordt, als de einder einder blijft, dan worden we geconfronteerd met menselijke zwakheid – wij slapen. De Heer weet het. Hij zegt het ons! En dan zijn er twee wegen mogelijk. De eerste vind ik heel kernachtig verwoord in een zinnetje uit het Hooglied: Ik slaap, maar mijn hart is wakker. Ik slaap, maar mijn lamp is gereed – zodat als Christus binnentreedt, Hij waardig wordt begroet. Een mens die in zijn verlangen blijft wonen, die ook slapend weet en verbeidt – de Heer komt!
Een tweede weg is eveneens realiteit. Ook het hart gaat slapen. Het verlangen wordt gedoofd. De lampen gaan uit, want er is geen olie. Het uitstaan naar de Heer sterft af. Het wordt een leven zonder Hem of een leven waarin Hij niet meer meespeelt. Sint Benedictus noemt dit vergetelheid – oblivio Dei, wat een mens brengt tot nalatigheid. We leven ons leven verder zonder de Heer. En dat blijkt ook uit de laatste woorden van ons evangelieverhaal: Later kwamen ook de andere meisjes en zeiden: ‘Heer, heer, doe open!’ Maar Hij antwoordde: ‘Voorwaar, Ik zeg u: Ik ken u niet. Een leven zonder Hem is Hem miskennen en ons ook niet meer door Hem laten kennen. Als er in ons leven geen over en weer is, hoe zou er dan een over en weer kunnen zijn in dat andere land - het bruiloftsmaal?
Twee wegen: een leven met een brandende lamp, met olie in reserve. Een leven in de tegenwoordigheid van de Heer en zo – zegt de tweede lezing - zullen wij voor altijd samen zijn met de Heer. Of een leven zonder olie, een leven zonder Hem en zo’n leven eindigt voor een gesloten deur.
Broeders en zusters, de Heer wil ons wakker maken. Hij verlangt naar ons. Daartoe komt Hij midden in de nacht. Laat Hij ons vinden – wakend en biddend – met een wakker hart – uitziend naar Hem! AMEN.
HOMILIE 30° zondag A 2023
HOMILIE 30° zondag A
Broeders en zusters,
Toen dit jaar op Pasen Huub Oosterhuis overleed, stuurde me iemand de overweging op, die Huub Oosterhuis hield tijdens de uitvaartplechtigheid van prins Claus. Enkele zinnen daaruit:
Claus was niet zo´n kerkganger. Het woord "God" kwam niet over zijn lippen. Hij had meer vragen dan antwoorden. Over het zogenoemde Oude Testament hoorde hij pas op volwassen leeftijd. In zijn latere levensjaren heeft Claus contact gezocht met dat gemiste boek en gekregen - en hij herkende het grote bijbels verhaal.
"In den beginne was het woord", werd ons voorgelezen. Welk woord was in den beginne?
"In den beginne was het woord" is geen filosofische uitspraak maar een profetische stem die ons zegt dat wij elkaar zullen respecteren en menswaardig bejegenen: heb liefde voor de mens naast je. Liefde niet bedoeld als een warm gevoel maar als praktische solidariteit: dat je een ander mens niet laat stikken, barsten, verhongeren,…
Het woord "God" komt ons in kerkdiensten vaak te makkelijk over de lippen. Weten we wie we daarmee bedoelen? We zouden kunnen afspreken dat we met "God" bedoelen die Ene, die in de joodse bijbel en in de geschriften over Jezus de pleitbezorger is van vluchtelingen, ballingen, van mensen wier rechten geschonden worden; die Ene, die solidariteit en gerechtigheid wil liever dan adoratie en mooie liederen.
En bij deze tekst nog enkele toegevoegde woorden van wie mij die overweging toestuurde:
Het zijn woorden die mij sterk gegrepen hebben. Zij zijn gewikt en gewogen, en komen recht uit het hart. Toch heeft één zinnetje mij diep pijn gedaan. Daar waar Huub Oosterhuis zegt dat God meer gediend is met het ijveren voor gerechtigheid en veel minder met adoratie. Voor mij zijn die twee gebeurens onafscheidelijk met elkaar verbonden. Het ene bevrucht het andere. Waarom toch altijd die tweestrijd? Waarom dat tegenover elkaar plaatsen?