Homilie voor het Hoogfeest van de Hemelvaart van de Heer
14 mei 2015
Het feest van de Hemelvaart van de Heer wordt gevierd in de Paastijd.
Natuurlijk, want het immers innig met het Paasfeest verbonden.
Sterker nog, het vormt met het Paasfeest een eenheid
en het laat zien wat eigenlijk bedoeld wordt met verrijzen.
Verrijzen is ‘naar de hemel varen’.
En ‘naar de hemel varen’ is totaal één worden met God.
Verrijzen is totaal één worden, totaal één zijn met God.
Bij Jezus gaat het over een wezenseenheid met God.
Homilie van de zesde zondag na Pasen
10 mei 2015
De lezingen van deze zondag behoren werkelijk tot de mooiste stukken van het NT.
We kunnen zelfs stellen dat ze dé twee lezingen zijn
die iedere christen in het hart moet dragen
en die iedere vormeling zou mogen ‘van buiten’ kennen.
Ze komen wellicht uit de pen van één en dezelfde schrijver, Johannes,
de evangelist en apostel, die de traditie ook vereenzelvigt
met de anonieme geliefde leerling van Jezus uit het Johannes-evangelie.
Gebed 2

Christ
Christ
We beleven donkere, regenachtige dagen. De natuur wordt bruinig, grijs en modderig. En wie vaak onderweg is, weet hoe minuscule drupjes of juist grote vlagen opspattend water een auto er binnen de kortste keren doen uitzien. En ja, dan denkt u wellicht net als ik dat het geen zin heeft om hem te wassen, dat één rit hem wéér vuil zal maken. Maar ja, ook net als ik zal u waarschijnlijk toch af en toe eens een keer naar de carwash rijden. Ik deed het ook onlangs. En ik weet niet of u het ook altijd dat tikje akelig vindt? Vooral op het einde van de wasstraat, als die grote drogermond ‘automatisch’ zakt en over de auto glijdt. Ik ben er nooit echt gerust in.
Zo ook die keer. Er was een nieuwe droger geïnstalleerd. Geen wereldschokkend nieuws. Maar er was wel iets bijzonder. In grote aluminium reliëfletters stond de naam van het merk op de zakkende droger: ‘CHRIST’! Niet te geloven: ‘Christ Wash Systems’! U kent me, zo’n detail zet me aan het mijmeren. Ik dacht hoe makkelijk het zou zijn als God ons gewoon af en toe, als we te veel ‘bemodderd’ geraakt zijn, eens goed zou kunnen afspoelen en met één krachtige ‘Christ’-achtige adem vlekkeloos zou kunnen blazen.
Psalm 131

Psalm 131
ik zoek niet wat te groot is
voor mij en te hoog gegrepen.
Nee, ik ben stil geworden,
ik heb mijn ziel tot rust gebracht.
Als een kind op de arm van zijn moeder,
als een kind is mij ziel in mij.
Israël, hoop op de HEER,
van nu tot in eeuwigheid.
Vertaling: NBV1
We leven in tijden waarin niets groot genoeg, rijk genoeg, ver genoeg, snel genoeg, waarin niets gewoon ooit genoeg is… The sky is the limit, of zelfs verder dan dat wordt het nu al de ruimte, die wellicht oneindig is… En ons leven lijkt dat oneindige, onvervulbare streven te moeten in- of opvullen, tot spijt van wie achterblijft of er gewoon moe van wordt. En we kennen het allemaal: zelfs voor de ‘goede zaak’ denken we onszelf en onze medemensen te moeten voorbijlopen. Begrijp me niet verkeerd. Er is niets mis met ambitie: het is vaak de drijfveer geweest van intrinsiek goede verwezenlijkingen en daarzonder valt de wereld wellicht stil. Of nog, wie talenten heeft, stelt die best ter beschikking. Dat is zelfs onze ‘plicht’, klinkt het dan. En het is allemaal waar. Maar er is een grens. Té is nooit goed, zei mijn oma al, behalve in ‘tevreden’. Er zit een grond van waarheid in. Het woord ‘tevreden’ vertelt het ons overigens zelf. Te-vrede-n zijn: ‘het zijn in de vrede’, zijn in een toestand van innerlijke vrede. En het is uitgerekend dat ene goede ‘te’ dat we voorbijlopen vandaag…
De Bijbelse mens is er zich, in een tijd dat er nog geen internet was met elke week nóg snellere wifi, ook al van bewust. Prediker waarschuwt dat het almaar vermeerderen van kennis, om nog méér te weten dan iedereen voor hem (let ook op het vergelijkende…), ook maar ‘najagen van wind’ is. En hij voegt eraan toe dat wie veel wijsheid heeft, soms ook veel verdriet heeft (Pr 1,16-18). Ook Sirach waarschuwt: “onderzoek geen dingen die te moeilijk voor je zijn, probeer niet te begrijpen wat je verstand te boven gaat” (Sir 3,21). Echter, tegelijk weet hij: “gelukkig is de mens die zich verdiept in wijsheid, die naar inzicht streeft, de wegen van de wijsheid overdenkt” (Sir 14,20).