Onderricht 15 januari 2019


Bron: Thomas KEATING, Leven uit liefde. Het pad naar christelijke contemplatie, Kok-Utrecht, 2017, blz. 109-122

Vele mensen beginnen een nieuw jaar met goede voornemens,
voornemens die hen met veel enthousiasme vervullen.
Die voornemens zijn als het ware goddelijke ingevingen,
en aan de waarheid en de degelijkheid ervan wordt niet getwijfeld.
Dat ze die voornemens zullen waarmaken lijkt hen vanzelfsprekend.
Ze popelen om ermee te beginnen.
En we weten dat nieuwe mesjes goed snijden.
Er is ook het gevoel van ‘wittebroodsweken’
en er bestaat een lied met daarin de woorden ‘het vuur van het begin’.
Maar reeds bij de woestijnvaders was er een wijsheid
die gegroeid was uit de ervaring dat, zoals Jezus Sirach noteert,
wie de Heer wil dienen, zich moet voorbereiden op beproevingen.
Keating beschrijft adequaat waar het over gaat.


Met het besluit om in het leven van koers te veranderen
en met voegen van de daad bij het woord
verdwijnen de oude emotionele geluksprogramma’s,
die ons een goed gevoel en een geluksgevoel opleverden, niet.
Ze blijven in het onbewuste bestaan.
Het beginnersgeluk van wie met een geloofsleven
en met een contemplatief leven begint, is veelal de ervaring
van een goed gevoel dat aansluit bij een emotioneel geluksprogramma,
bijvoorbeeld: kiezen voor iets nieuws, kiezen voor iets excentrieks,
kiezen voor iets bewonderenswaardigs, wat op bevestiging kan rekenen
in een kring van gelijkgezinden.
Maar dat goed gevoel en dat zich gelukkig voelen blijft niet duren.
Dan komen de oude geluksprogramma’s weer aan de mouw trekken
en groeit er zelfs aversie, afkeer voor het nieuw betreden pad.
De juistheid van de keuze wordt ernstig in vraag gesteld.
Dit pijnlijke proces, die beproeving, noemen we de ‘nacht van de zintuigen’.
Het hoort werkelijk thuis in de evolutie van het geloofsleven.
Het is een symptoom dat je wel degelijk goed begonnen bent.
Het doormaken ervan leert ons onze verborgen motieven
waarmee we het religieuze pad betreden hebben kennen,
brengt onze duistere kanten aan het licht
en kan ook trauma’s uit onze kindertijd bewust maken.
De ‘nacht van de zinnen’ is vooral het gebrek aan voldoening en vervulling
bij de geestelijke oefeningen, zoals meditatie, die bij de weg horen.
Onze weg door de woestijn doet ons verlangen naar de vleespotten van Egypte.
Deze ervaring wordt ook wel eens ‘verdorring’ genoemd.
Dus een echte woestijnervaring.
Komt daar ook een vrees voor achteruitgang, schuldgevoel,
of totaal gebrek aan motivatie bij (het niet meer zien zitten),
dan mag je gerust stellen dat je in de ‘nacht van de zinnen’ getuimeld bent
en je wel degelijk op weg bent in de woestijn.
Alle spiritueel hoogdravend romantisch gepraat over woestijn en gebed
staat je tegen, zoals ook gepraat over geloof en zelfs het discursieve gebed.
Je verlangt met rust gelaten te worden, je verlangt naar eenzaamheid,
een verlangen dat kan uitgroeien
naar een verlangen naar eenzaamheid met God,
tenminste naar ‘jouw God’.
Maar eenmaal op je eenzame hoogte zal God zichzelf wel openbaren,
je Godsbeeld afnemen en je terug sturen naar de vlakte en het leven.
Dat wordt dan de ‘nacht van de ziel’.
Maar eerst nog even blijven bij de ‘nacht van de zintuigen’.
Drie ‘geesten’ komen de woestijnervaring bijzonder lastig maken.
Vooreerst het verlangen naar lichamelijke genoegens, zoals seksualiteit.
Angstig ontkennen, verdrukken en onderdrukken ervan is contraproductief.
Trots omdat men aan de verleiding kan weerstaan,
is in ieder geval niet een erkenning van Gods genade.
Verwant hiermee is de innerlijke genoegdoening bij volmaakte concentratie.
Het is ascese die aansluit bij een geluksprogramma.
Verwant daarmee is het nederig lijkend zelfbeklag
wanneer men de verleidingen niet kan weerstaan.
Dat is geen nederigheid, alleen de stem van de vernederde trots
en van het gefrustreerde geluksprogramma.
Daarom leert Keating nooit te oordelen over de kwaliteit van je gebedsleven
en van je meditatietijd!!!
Het ontbreken van voldoening en vervulling
en het geconfronteerd worden met meer vallen dan opstaan,
brengt de ervaring van onmacht en hulpeloosheid
hetgeen voor het ego erg deprimerend werkt
en de geest van innerlijke woede en godslastering binnenlaat
samen met erg onware en ondoelmatige gedachten over mezelf en God.
Dan komt aldus de geest van verwarring met de onware en ondoelmatige gedachten dat ik ofwel niet bestemd ben voor het geloofsleven
en ook niet geroepen ben daartoe, erger, door God afgewezen wordt.
Dit alles leert ons dus ons verborgen ego en zijn geluksprogramma’s kennen
en laat ook zien dat we daar zelf geen einde aan kunnen maken:
aan ons intens verlangen naar bevrediging, naar vermaak,
naar hechting en waardering,
aan onze intense behoefte aan controle, zelfbepaling en bevestiging,
aan ons intense behoefte aan zekerheid en veiligheid.
Maar eenmaal we ontdekt hebben wat ons bindt en belet te groeien
- en er is blijkbaar geen andere weg om het te ontdekken -
kan de goddelijke therapie beginnen.
Moeite hebben om te mediteren is geen aanduiding dat het je weg niet is.
Integendeel.
Ik voeg er twee Bijbelpassages aan toe:
Gij hebt nog geen enkele beproeving doorstaan die de menselijke maat overschrijdt. Maar God is getrouw: Hij zal niet toelaten dat gij boven uw krachten beproefd wordt. Met de beproeving bepaalt Hij al het einde, zodat gij ze kunt doorstaan. (1 Korintiërs 10, 13)
Zalig de mens die standhoudt in de beproeving. Heeft hij de toets doorstaan, dan zal hij de zegekrans van het leven ontvangen, die God beloofd heeft aan wie Hem liefhebben. (Jakobus 1, 12)