Onderricht 19 februari 2019


Bron: Thomas KEATING, Leven uit liefde. Het pad naar christelijke contemplatie, Kok-Utrecht, 2017, blz. 143-149

Contemplatief gebed is het bidden zonder woorden,
en ook zonder enig ander ‘middel’ dan het gebedswoord.
Het is een niet be-middel-d gebed, een on-bemiddeld gebed,
en in die zin is het een gebed van geestelijke armoede.
Geen enkel middel, niet be-middelends,
niets zintuigelijks, maar ook geen gedachten, zelfs niet de meest vrome,
en ook geen enkel beeld van God, staat tussen mijn bewustzijn
en de aanwezigheid van God in mij.
Maar die armoede zint het religieuze ego niet.
Want het is zo gewend en verwend aan religieus bemiddelende middelen
(iconen, afbeeldingen, muziek, wierook, mooie formuleringen, enz…)
dat de afwezigheid ervan bijna ervaren wordt als een afwezigheid van God.
En als het verlangen naar de bemiddelde God niet bevredigd wordt
komt dat het religieuze ik dus over alsof God het verlaten heeft.
Maar God communiceert nu eenmaal niet op de wijze
waarop het religieuze ik het verlangt.
Hij gebruikt andere middelen, of beter, Hij gebruikt er geen.
Het is dus stil en leeg tussen God en ons.


Welnu de stilte is de taal waarmee en waarin God communiceert.
Bovendien wil Hij ons tot die stilte brengen, tot stilte en eenzaamheid,
opdat wij zouden leren vertrouwen in en op zijn aanwezigheid
ook al ervaart het religieuze ik niets.
‘Zalig zij die niet zien en toch geloven, vertrouwen.’
Inwendig gebed is daarom het gebed van zuiver geloven.
Twee andere vruchten van dit verwijlen met de stille God
is het zelf leren stil zijn over anderen, dus niet oordelen,
en het ontdekken van dat middelen vragende religieuze ik
en daarmee dus ook van ons onware ik.
Thomas Keating gaat hier te leer bij Teresa van Avila.
Zij beschrijft een spirituele evolutie in drie stappen.
De eerste stap is deze van het bewust worden van Gods aanwezigheid
dat leidt naar een cultuur en stilte en een gebed van stilte
waarbij het bewustzijn echter belegerd blijft door allerhande gedachten,
ook en vooral door de meest vrome gedachten en voornemens over heiligheid.
Dan kan er een geestelijke vraatzucht ontstaan van dat soort ‘stil bidden’
een bidden waarin men zich bemoedigd weet, goed voelt,
en men reflecterend over zichzelf, zichzelf op de goede weg weet.
Vervolgens kan er echter een stil gebed komen
waarin niet alleen al die vrome en bemoedigende gedachten wegvallen
maar ook alle zelfreflectie wegvalt, alle oordelen over zichzelf,
en er alleen nog woordloze en gedachteloze aanwezigheid bij de aanwezige is.
Dat is het gebed van eenwording.
Johannes van het Kruis gaat een stap verder
als hij stelt dat die woordloze en gedachteloze aanwezigheid
kan blijven zonder de minste innerlijke bemoediging
zonder het minste besef van op de goede weg te zijn.
Dat brengt Keating er toe duidelijk te stellen
dat de transformerende eenwording en het bewustzijn van het geloof
niet zozeer te maken heeft met innerlijke ervaringen
(of met uiterlijke ervaringen die men nadenkend interpreteert
als tekenen van Gods aanwezigheid: men ‘ziet’, ‘hoort’),
maar met een herordening van het bewustzijn,
waarbij de inhoud van het bewustzijn
(wat ik denk, ervaar) van geen enkel belang is.
Bovendien kan het onechte religieuze ik
in die gedachten en ervaringen nog heel subtiel aan het werk zijn.
Wat dus van belang is, is de gerichtheid van het bewustzijn:
aandacht, aandachtige aanwezigheid.
Meditatie is daarin een oefening.
Maar deze oefening is zelf het beoefenen van het echte en zuiverste bidden.