Onderricht 5 maart 2019

Bron: Thomas KEATING, Leven uit liefde. Het pad naar christelijke contemplatie, Kok-Utrecht, 2017, blz. 150-158

Ons angstige en zelfzuchtige ego, ons onechte ik,
in het gedachtengoed van de woestijnvaders
en eeuwenlang in het denken van veel gelovigen
vereenzelvigd met demonen en duivels,
laat zich niet zo gemakkelijk aan de kant zetten
en niet zomaar door een ritueel of goede voornemens verdrijven.
Eenmaal het gemerkt heeft dat we zijn bestaansmogelijkheden
in het domein van het hebben en triviale levenswijzen hebben afgesloten,
nestelt het zich in het spirituele en geestelijke niveau
waarvoor wij met enthousiasme gekozen hebben
omdat we het verlangen naar een voller leven hebben ervaren.


Dat ik manifesteert zich in een tevredenheid over onze gaven,
over onze uitverkiezing en roeping, over succes die wij boeken
op het vlak van persoonlijke verandering van levensstijl
of in het succes dat we behalen in door ons getroffen spirituele initiatieven.
Eenmaal dat ik zich in die ‘hogere regionen’ heeft gevestigd
kan een heel pijnlijke en intieme uitzuivering beginnen
in wat de nacht van de geest genoemd wordt.
Vooral bij mensen die bevoorrecht werden met
sterke goede voornemens en gevoelens bij het begin van hun spiritueel leven,
kan deze geestelijke uitzuivering bijzonder pijnlijk zijn
als die duidelijk gevoelde ‘mystieke ervaringen’ achterwege blijven
en ze ook nog eens geconfronteerd worden met het gegeven, het feit,
dat ze in zich ook nog de mogelijkheden tot alle kwaad in zich dragen.
Een belangrijke vrucht van de nacht van de geest is een pijnlijke zelfkennis
en het inzicht dat er over anderen niet veel te oordelen valt
als men in alle nederigheid, dus vernederd door die zelfkennis,
naar zichzelf kijkt.
Met andere woorden:
er geschiedt een vernietiging van het geïdealiseerde zelfbeeld.
Er valt niets anders te doen
dan deze vernietiging en vernedering te aanvaarden.
Wat is het gevolg van dit gebeuren,
wat zijn de vruchten van de nacht van de geest,
die er uiteraard alleen maar kunnen komen
als men ondanks alles wil verdergaan
na het proces van vernedering en aanvaarding.
De pijnlijke zelfkennis hebben we al opgesomd
en als gevolg daarvan het niet meer geneigd zijn om over anderen te oordelen.
Het is vooral deze bijna noodgedwongen houding van barmhartigheid
die ook een aanwijzing kan zijn
dat iemand in de nacht van de geest aangekomen is,
het gebeuren dat voorbereidt op de goddelijke eenwording.
Verder vermeldt Keating de bevrijding van de verleiding
om jezelf een prestigieuze rol toe te bedelen vanwege je gaven en charisma’s.
Vervolgens de bevrijding van de overheersing van bepaalde emoties
door ze te aanvaarden en ze een plaats te geven in je leven.
Dan is er de bevrijding van een aantal Godsbeelden:
dat van je kindertijd, dat van je ‘spirituele groep’
en het Godsbeeld dat je in de spirituele evolutie verworven hebt.
Nog een bevrijding is deze van het belang dat hechten aan ‘waarden’
en aan het ‘waardevolle’, datgene waarmee we ons leven zin geven,
datgene waarvan we denken dat het zin geeft aan ons leven.
Als dat ons dan niet in en diep dal stort
omdat we daardoor echt tot vertwijfeling en angst komen,
dan pas kan het verlangen groeien om ons laatste restje ik los te laten
en ons dus totaal toe te vertrouwen aan God, aan het leven,
aan de dag, aan de tijd.
En we zien in dat dit alles Gods plan en werk is.
Er is maar één woord dat ons gaande houdt:
verder gaan.