Onderricht 20 september 2016

Onderricht op dinsdag 20 september 2016


Bron: Thomas KEATING, Open Mind. Open Heart. The Contemplative Dimension of the Gospel, Bloombury, 2006, blz. 11-17:  Dimensions of Contemplative Prayer

Nevelen van Avalon (Engels: The Mists of Avalon) is een roman uit 1983 van Marion Zimmer Bradley. In dit succesvolle en veelgeprezen boek hervertelt zij de verhalen over koning Arthur vanuit het gezichtspunt van de vrouwelijke personages. Avalon is een mytisch en mystiek eiland waar vrede heerst en men allerhande vaardigheden leert om alle levende wezens te helen en te helpen. Maar het eiland is verborgen in nevelen, in mist en het vergt jarenlange oefening om de mist te kunnen openen en door de nevelen Avalon te bereiken.
Thomas Keating houdt ons voor dat het contemplatieve leven een zijnswijze is met fantastische mogelijkheden. In eenheid met God kan God in je handelen en beminnen en met jou geweldige dingen doen (cfr. het gebed van de Graal). Maar om die eenheid te bereiken moeten we door de mist, de blokkade van ons valse zelf, ons angstige en zelfzuchtige ik breken. Meditatie is de weg daartoe. Het is natuurlijk geen magische truc, geen technische methode. Het is de beleving van een relatie. En iedere ernstige en eerlijke relatiebeleving houdt al ergens de mogelijkheid in om door de mist van het ik te breken.


De weg van de meditatie bewandelen veronderstelt en vereist vooreerst geloof in de mogelijkheid om de eenheid te bereiken, dus in het geloof dat er Iemand is die mij kent, bemind en aanvaard en mij tot eenheid roept. Geloof ook in de mij gegeven mogelijkheid om goed te zijn en lief te hebben. Immers, de God die mij geschapen heeft en tot relatie en eenheid roept is in mij. De Geest is mij gegeven en de Geest en de Vader en Christus zijn één. De Geest in mij doet mij verlangen naar eenheid met de Vader en naar eenheid met Christus en geeft mij de mogelijkheid dat verlangen waar te maken: Christus te worden. Al wat ik moet doen is instemmen en toestemmen met dat verlangen.
De weg van de meditatie bewandelen veronderstelt en vereist ook stilte, het intreden van de stilte, het verstillen. Ook innerlijk. Dat is niet het loslaten van het denken, maar wel loslaten van ‘gedachten’. Dat loslaten van ‘gedachten’ betekent niet afwezigheid van ‘gedachten’, ‘gedachtenloos’ zijn, maar niet gehecht zijn er aan, er geen aandacht aan schenken. En dat is dan weer geen kwestie van ontkennen en verdringen maar van aanvaarden en loslaten.
De weg van de meditatie bewandelen veronderstelt en vereist het instemmen met de stilte, met het verstillen, hetgeen dus een innerlijke onthechting en zelfverloochening inhoudt. We laten onze gewone manier van denken los, ook onze vrome gedachten, de beelden die we van God vormen, onze plannen, wensen en verlangens en zeker als we denken dat die goddelijke ingevingen zijn. Als ‘anders gaan leven’ een ‘anders gaan denken’ als voorwaarde kent (hetgeen waar is en hetgeen therapieën voorschrijven) dan zegt de weg van de meditatie ons niet dat we anders moeten gaan denken, maar dat we ‘gedachten’ moeten loslaten.
De weg van de meditatie bewandelen veronderstelt en vereist verder niet dat we onze emoties loslaten, ontkennen of verdringen, maar wel dat we onze emotionaliteit loslaten, d.i. het gehechtheid aan emoties, het schenken van aandacht en gewicht aan emoties. Daarbij hoort ook de zucht naar innerlijke vertroosting, het vasthouden aan schuldgevoelens en het opblazen van vernederende zelfkennis.
De weg van de meditatie bewandelen veronderstelt en vereist toewijding:
- aan het spirituele leven (wat discipline vereist!): meditatie, eucharistie, lectio divina;
- aan de dienst voor anderen, maatschappelijke inzet en engagement;
- uiterlijke onthechting, d.i. het niet bezitterig omgaan met dingen en mensen, noch met mezelf en zeker al niet met mijn eigen goede daden (zelfverheffing).
I.v.m. dat laatste heeft Franciscus van Assisi het over het teruggeven van onze goedheid aan God:
Gelukkig die dienaar die zich niet meer verheft op het goede dat de Heer zegt en bewerkt door hemzelf, dan op wat Hij zegt en bewerkt door een ander. Die mens zondigt, die meer van zijn naaste wil ontvangen, dan hij van zichzelf aan de Heer God wil geven.’
(Vermaning 17)
Gelukkig de mens die zijn naaste in al diens broosheid draagt, zoals hijzelf door hem gedragen zou willen worden als hij in dezelfde toestand zou verkeren. Gelukkig de dienaar die al het goede teruggeeft aan de Heer God, want wie iets voor zichzelf achterhoudt, verbergt in zich het geld van de Heer zijn God en wat hij meende te hebben, zal hem afgenomen worden.’
(Vermaning 18)

Het gebed van de Graal

Heer Jezus,
ik geef Je mijn handen om Jouw werk te doen,
ik geef Je mijn voeten om Jouw weg te gaan,
ik geef Je mijn ogen om te zien zoals Jij ziet,
ik geef Je mijn mond om Jouw woorden te spreken,
ik geef Je mijn verstand zodat Jij in mij mag denken,
ik geef Je mijn geest zodat Jij in mij mag bidden.
Maar bovenal geef ik Je mijn hart
zodat Jij in mij de Vader en alle mensen
en al het geschapene kunt liefhebben,
ik geef mij helemaal aan Jou
zodat Jij kunt groeien in mij
en zodat Jij het bent, Heer Jezus,
die in mij leeft en werkt en bidt.