Onderricht 3 januari 2017

dinsdag 3 januari 2017
Bron: Thomas KEATING, Open Mind. Open Heart. The Contemplative Dimension of the Gospel, Bloombury, 2006, blz. 78-94:  More Subtle Kinds of Thoughts

We kunnen twee categorieën van “gedachten” onderscheiden, van al datgene wat onze aandacht trekt en waaraan we geneigd zijn onze aandacht te wijden, eerder dan aan de aanwezigheid van het goddelijke mysterie in ons. De eerste reeks “gedachten” zijn deze welke vooral in het begin van onze meditatietijd aanwezig kunnen zijn: geluiden van buitenaf; de zaken waarmee we actueel bezig zijn en soms tot vlak voor de meditatietijd en die ons gedachten, overwegingen, emotioneel denken, reflecties en planningen bezorgen; herinneringen; plannen en ideeën over de verre toekomst; plotse invallen; emotioneel geladen gedachten en gevoelens. De tweede reeks “gedachten” komen er wanneer er in ons al een zekere toestand van rust en vrede zich geïnstalleerd heeft. Dan kan wel eens de gedachte komen dat we “goed bezig zijn”, vooruitgang maken, of ons kan het verlangen besluipen om voor iemand te bidden, hetgeen meestal een emotionele verbondenheid met iemand als oorzaak heeft. Dan zijn er ook nog allerhande vrome gedachten en verlangens en inspiraties die we zeker niet als goddelijke inspiratie moeten beschouwen. Het zijn illusies. Het dromend, analyserend en reflecterend denken aan of over God is zeker geen ervaring van God! Het is precies hetgeen de ervaring van God afblokt! Zoals iemand dit in een stil moment meent te moeten zeggen: “Het is hier wel stil!” – “Inderdaad, tot nu was het stil. Je reflecterend spreken maakt de stilte en de ervaring ervan stuk.”

Het lijkt op het gedrag van Orpheus die het niet kan laten naar zijn verloofde Eurydice om te zien en slechts naar lucht kon grijpen (*). Maar het ego wil een ervaring bezitten, controleren en vasthouden. We moeten leren genieten zonder commentaar! Wandelen en bewonderen zonder onmiddellijk foto’s te willen nemen! En tenslotte is er de gedachte, de uiterst vrome en zelfs juiste gedachte dat je geliefd bent. Maar ook die gedachte kan de ervaring niet zijn! Geliefd zijn is niet denken dat je geliefd bent. Er is dus een uiterst dun onderscheid tussen het beschrijven van een ervaring en een illusie.
Er is nu een essentiële fout, nl., denken dat zelfontlediging erin bestaat ontdaan te zijn van al deze gedachten en dit ontdaan zijn verlangen en als streefdoel houden. Het doel is ‘genieten’ maar niet vasthouden. Gods aanwezigheid is niet vast te houden. De mantra is daar ook geen middel voor! En het volmaakte bidden zou wel eens kunnen zijn: niet weten dat je bidt.

(*) Orpheus en Eurydice is een van de bekendste mythische liefdesgeschiedenissen uit de wereldliteratuur. Orpheus was de zoon van koning Oiagros van Thracië en had van zijn moeder Calliope de gave van de zangkunst geërfd, waarmee hij alle mensen in vervoering bracht. De god Apollo schonk hem een lier en wanneer Orpheus zijn gezang liet horen, kon niemand de goddelijke macht ervan weerstaan. Hij kon zijn geluk niet op toen hij de nimf Eurydice trouwde.
Het geluk was van korte duur. Toen de nimf achternagezeten werd door Aristaios, die haar wilde aanranden, werd zij door een adder gebeten. Het was een kleine wond, maar uiteindelijk stierf ze eraan. Orpheus kon zich echter geen leven zonder Eurydice voorstellen. Hij bedacht een ongekend plan. Hij zou in de onderwereld neerdalen en de heerser over de schimmen smeken zijn echtgenote aan hem terug te geven. Eens bij de troon, waarop Hades met zijn vrouw Persephone als heersers over de doden zetelden, nam hij zijn lier en begon te zingen. Toen gebeurde er in de onderwereld iets unieks. De schimmen luisterden naar de liefelijke klanken en weenden. Het koningspaar was diep ontroerd en besloot Eurydice weer met hem te verenigen, op één voorwaarde: Orpheus mocht niet naar zijn geliefde omkijken, voor ze het zonlicht hadden bereikt. Zo liepen ze naar boven, Eurydice achter Orpheus, Orpheus vroeg dingen aan Eurydice; "Eurydice gaat alles goed? Eurydice ik heb je gemist!" Eurydice wilde dat hij haar vertrouwde en antwoordde één keer niet. Orpheus begon zich zorgen te maken en vroeg zich af of Eurydice wel degelijk mee was gekomen. Hij keek achter zich en zag dat hij een fout had gemaakt, want Eurydice stond wel achter hem maar verdween.
(Bron: Wikipedia)