Onderricht op 15 oktober 2024


Onderricht op 15 oktober 2024 Meditatie maakt ons vrij
“Nu komt de tijd dat men naar binnen ziet”
In deze versregel van Felix Timmermans wordt met ‘de tijd’
de herfst of de prille winter bedoeld, of de tweede levenshelft.
Het is dus de tijd van ‘ingekeerdheid’.
Ingekeerdheid, naar binnen zien, kan men ook duiden als het ononderbroken bewustzijn van Gods aanwezigheid,
het bewustzijn dat de heilige Augustinus ook ‘het oog van het hart’ noemde. ‘Voortdurend gebed’ is eveneens een goede aanduiding.
En ons ‘oog’, ons bewustzijn dat voortdurend op God gericht is
en dus voortdurend een eenheid met Hem tot stand brengt,
richt ons hart en onze geest ook op al het andere en op de anderen. De gerichtheid op onszelf houdt op,
de fixatie op onszelf waarin we gevangen zitten,
in dat ‘zelf’ met zijn angsten, problemen, verwachtingen, frustraties, met zijn verlangen ook naar een vorm van innerlijke rust,
deze van het ‘gerust gelaten worden’,
dat ‘zelf’ dat ons psychologisch kwetsbaar maakt
en ons vervreemdt van ons ware zelf en van anderen en van God. Ingekeerdheid heeft dus niets te maken met een angstig introvert zijn. Maar daaruit kunnen we onszelf niet verlossen.


Veel spiritualiteit en therapie, die ons als heilzaam wordt aangeboden, bevrijdt ons niet uit zelfgerichtheid, maar is er gewoon een vorm van.
Uiteindelijk is het God zelf die ons openbreekt in ieder en alles waarin Hij zich openbaart en uitnodigt uit onszelf te treden.
Maar die God dient niet aan onze verwachtingen te beantwoorden. Want dan zou Hij slechts een creatie van onszelf zijn,
een opgepoetst beeld van onszelf.
Gods aanwezigheid maken we niet. Die is ons gegeven.
Veel vormen van spiritualiteit willen het transcendente beheersen, bezitten en zijn gewoon iets waarmee het ‘ik’ zich omringt en bezighoudt,
waarin het zich verliest, maar zonder het ware zelf te vinden, noch God. Meditatie is de tijd van ingekeerdheid,
waarin ik alles loslaat waarmee ik me omring, waarmee ik me bezighou,

waarin ik alle verstrooidheid van aandacht en bewustzijn loslaat, me laat bevrijden van gefragmenteerd zijn.
Aandacht voor God is geen aandacht voor een beeld of een idee van God. Het is een puur bewustzijn, eerder bekeken worden dan kijken naar.
Het is bidden, maar niet met zelf bedachte woorden waarmee we met onszelf bezig zijn,
maar bidden met het gebed dat in ons is, dat van de Geest,
bidden dat ons bewustzijn transformeert in het bewustzijn van Christus. En daardoor zijn we in eenheid met allen en alles.

Maar de aandacht voor onszelf loslaten is moeilijk
en vraagt een voortdurend hernieuwd engagement en discipline.
Het is de discipline van de school van de liefde
die begint met het oefenen van aandacht voor de andere.
Deze gerichtheid, weg van onszelf, is de gerichtheid naar het leven, niet het eindige leven, niet het eindige overleven,
maar een volledig leven in het nu,
een totaal gericht aanwezig zijn in het nu
met een bewustzijn waarin niets geprojecteerd wordt uit of naar het verleden of de toekomst.
Er zijn geen plannen, noch fantasieën, noch berekeningen, noch herinneringen, noch emoties.
Met zo’n bewustzijn leven kunnen we leren
door het besef te oefenen van nu en altijd bemind te zijn,
te oefenen in bewust zijn van een Aanwezigheid die bemint, waarbij ik ook het ‘ik dat bemint’ loslaat en dus volledig sterf en uiteindelijk alleen God God laat zijn.
Liefde is immers willen dat de ander is en bestaat.
God wil dat wij zijn en bestaan en wij willen dat die God bestaat en is. Meditatie is oefenen in liefde: toelaten dat alleen God er is.
Dat is iets anders dan een emotie toelaten die steeds wat bezitterig en ik-gericht is.


* Inspiratie voor het onderricht wordt in dit werkjaar geput in het werk Laurence FREEMAN,
Sprekende stilte. Over christelijke meditatie, Lannoo, Tielt.