Homilie Witte Donderdag 2021
INLEIDING
In de naam van de Vader en de Zoon en de heilige Geest. AMEN.
( De genade van de Heer Jezus Christus, de liefde van God en
de gemeenschap van de heilige Geest zij met u allen. EN MET UW GEEST.
Gedenken wij dankbaar de daden des Heren, zijn leven, zijn dood en verrijzenis
in vereniging met heel de Kerk,
met allen die we op een andere manier in ons hart meedragen.
Dat wij ons oprecht tot Jezus bekeren,
om de heilige Eucharistie goed te kunnen vieren: Ik belijd …
Moge de almachtige God zich over ons ontfermen, onze zonden vergeven,
en ons geleiden tot het eeuwige leven. AMEN.
HOMILIE
Begrijpt gij wat Ik u gedaan heb?
Gij spreekt Mij aan als Leraar en Heer, en dat doet gij terecht, want dat ben Ik.
Maar als Ik, de Heer en Leraar, uw voeten heb gewassen, dan behoort ook gij elkaar de voeten te wassen. Ik heb u een voorbeeld gegeven opdat gij zoudt doen zoals Ik u gedaan heb.
Dit is mijn lichaam voor u. Doet dit tot mijn gedachtenis.
Deze beker is het nieuwe verbond in mijn bloed.
Doet dit elke keer dat gij hem drinkt tot mijn gedachtenis.
Homilie Aswoensdag
Homilie Aswoensdag 2021
Het is heden! Hoort naar zijn stem:
verhardt niet uw hart, als bij Meriba,
als bij Massa, toen in de woestijn;
toen uw vaderen mij hebben verzocht,
mij tartten – èn nog zagen mijn daden!
Veertig jaren heeft dat geslacht
mijn wrevel gaande gemaakt
en ik dacht: ‘zij blijven een volk
dat zwerfziek is in zijn hart:
zij willen mijn wegen niet kennen!’
Toen zwoer ik mijzelf in mijn toorn:
‘de rustplaats die Ik voor hen had –
als zij daar nog ooit zullen komen!’
Broeders,
Wij zijn niet beter dan onze vaderen. Wij zijn begonnen aan onze veertigdaagse tocht naar het oerbeeld van de veertigjaarse woestijntocht van het Gods volk – weg uit Egypte, het angstland, naar het beloofde land, het land van de vrijheid. Veertig jaren – veertig dagen – én wij zijn niet beter dan onze vaderen. Wat zij meemaakten is ook ons deel. Psalm 95 is daar een sterke verwoording van. En al zingen wij die wekelijks op zondagen en op feestdagen, Sint Benedictus stelt in zijn Regel voor om die psalm elke dag te bidden bij de aanvang van de nachtwake.
Homilie nieuwjaar 2021
Ben ik in kommer, dit troost mij:
uw belofte geeft mij nieuw leven.
Broeders,
Een vertrouwd psalmvers uit Ps 119. Wij zingen het – wij bidden het elke maandag. Al een tijdje blijft het in mij hangen. Ben ik in kommer, dit troost mij: uw belofte geeft mij nieuw leven.
Ben ik in kommer! Ik denk dat dit woord van toepassing is op het voorbije jaar 2020. Het zal voor altijd in ons geheugen gegrift blijven als het coronajaar, al is het voor ons hier in een milde versie, want echt contact met wat het virus teweegbrengt, hadden wij niet. Maar het tekent wel ons leven: weinig of geen bezoek, geen gasten, geen kerkgangers, allerlei voorschriften, afstand houden, mondmasker, ontsmettingsgel. Het lijstje is verre van volledig. Het tekent ons leven en nog veel meer het leven van hen die getroffen zijn, ook van zorgverleners, wetenschappers, beleidsmensen. Ben ik in kommer… evident is dit niet enkel het coronajaar. De gezondheidsperikelen van meerdere broeders, de spanningen die het samenleven soms meebrengt, het stoten op eigen en andermans grenzen… Ook hier: ben ik in kommer.
Ben ik in kommer, dit troost mij. Blijkbaar heeft die kommer in ons psalmvers niet het laatste woord. Er komt troost; er is troost. Dit troost mij: uw belofte geeft mij nieuw leven. Troost, omdat er een belofte is en omdat die belofte nieuw leven inhoudt. Broeders, ik herken dit. Dat gebeurt. Mag ik het invullen? Of beter – schroomvol verwoorden. Ben ik in kommer… Het leven, het werkelijke leven kent dat in verschillende schakeringen. Maar in dat werkelijk leven komt de Heer, ís de Heer met zijn woord, een woord dat altijd een belofte in zich draagt. Het voorafgaande vers in Ps 119 zegt: Wees uw woord tot uw knecht dan indachtig: daarmee hebt Gij mij uitzicht geboden. Het is zo belangrijk in de Schriften duidingen te vinden voor wat we aan het leven zijn, voor wat ons bezighoudt en bekommert. Ik las nog vorige week: De omstandigheden en de actuele problemen die we kennen, dienen geleefd te worden in een licht dat ze zelf niet produceren, maar in een licht dat ons van elders aangereikt wordt – een licht dat ons leert juist zien, goed onderscheiden en begrijpen en dat ons de kans geeft om meer te doen dan te constateren, te ondergaan of erover te klagen. Gods Woord komt dan niet in de plaats van onze werkelijkheid. Gods Woord vervangt nooit de werkelijkheid zoals die is. Integendeel, Gods Woord verlicht die werkelijkheid, helpt ons om de realiteit nog reëler te zien in al haar dimensies, in haar diepere waarheid. Gods woord doet iets met onze realiteit, maar niet door ze om te vormen tot idealere omstandigheden. Neen, het motiveert ons binnen in die werkelijkheid en bewerkstelligt iets in ons – een anders zien, een ommekeer in ons hart, een omvorming van ons wezen.
Zo komt het woord ons leven binnen en vraagt om ‘mens’ te worden, mens in ons mens-zijn. Díe belofte geeft nieuw leven. Het doet me terugdenken aan de Proloog van het Johannesevangelie, die we in deze Kersttijd meerdere keren horen: aan allen echter die Hem wel aanvaarden, aan hen die in zijn Naam geloven, gaf Hij het vermogen om kinderen van God te worden. (Joh 1,12) Of nog scherper in de eerste Petrusbrief: als mensen die wedergeboren zijn, niet uit een vergankelijk zaad, maar door het onvergankelijke Woord van de levende en eeuwige God. (1 Pe 1,23)
Elke dag klopt de Heer aan met zijn woord – in de Schriften, beluisterd in de kerk of in stilte gelezen, ook in wat we horen of lezen in gesprekken of neergeschreven woorden van de medemensen van vroeger en nu. Het Woord – Het is er. En mag het binnenkomen zoals bij Maria. Maria bewaarde al deze woorden in haar hart en overwoog ze bij zichzelf. Middenin het geleefde leven met zijn kommer klinkt dat woord als belofte van nieuw leven.
En waaraan merk ik dit? Wanneer mijn ‘vragen’ anders worden. Niet meer: Waarom overkomt mij dat? Waarom gebeurt dat bij ons? Niet langer een doorploegen van het verleden en mij slachtoffer voelen. Maar andere vragen, die me naar buiten trekken: Wat kan ik doen? Wat kunnen wij doen? Hoe kan ik helpen? Wat wordt er van mij verwacht? Dat wil niet zeggen dat ik wat geweest is wegduw, maar er anders naar kijk, er naar kijk in het licht van zijn woord. En dan wordt wat geweest is, zwanger van nieuw leven. Dan worden wij, broeders, moeders, zoals de zalige Guerric het ooit tot zijn broeders zei: moeders van nieuw leven zoals de Moeder Gods, die we vandaag gedenken en vieren. Of zoals we het hoorden in de refterlezing uit onze Ratio: De lezende ontvangt de genade Gods woord te incarneren in zijn leven dat zo helemaal omgevormd wordt.
Die belofte wordt ons ons aangezegd. Ook nu op deze nieuwjaarsdag. Dat geeft hoop, vertrouwen, diep uitzicht – nieuw leven! Moge de Heer ons zo genadig zijn.
Zalig Nieuwjaar!
Abt. Manu
Homilie 3° zondag B 2021
Broeders,
Vorige zondag hoorden we het roepingsverhaal van de eerste leerlingen in het Johannesevangelie, vandaag in het Marcusevangelie. Wij blijven dus nog eens stil staan bij het begin van Jezus’ openbaar leven, bij de aanvang van de roepingsweg van de leerlingen en voor ons weer de uitnodiging om bij onze eigen roeping stil te staan.
Maar eerst de beginwoorden van Jezus: De tijd is vervuld en het Rijk Gods is nabij; bekeert u en gelooft in de Blijde Boodschap. Met Jezus is de tijd vervuld, volvoerd: God komt de mens ontstellend nabij. Gods afdaling is in Hem volkomen geworden: God-met-ons. God middenin het leven van de mensen. En dat vraagt van de mens uit: bekering, ommekeer. Iemand is ons mensenleven binnengekomen en Hij wordt bepalend voor hoe we ons leven leven. Paus Benedictus XVI noemde dat een copernicaanse wending. Hij schreef: In zekere zin leven wij immers allemaal nog vóór Copernicus. Ik bedoel niet alleen dat wij in onze dagelijkse perceptie nog altijd de zon zien op- en ondergaan en de indruk hebben dat zij rond de aarde draait. Ik bedoel iets veel diepers. Wij leven immers allemaal met de aangeboren illusie dat ons ik het middelpunt van de wereld en de samenleving is. Keer op keer moeten wij vaststellen dat wij dingen en mensen alleen maar in betrekking tot onszelf kunnen zien, dat wij ze eigenlijk als satellieten van ons ik beschouwen.
Homilie derde zondag advent 2020
HOMILIE 3° Adventszondag B
Wie zijt gij?
Broeders,
Die vraag klinkt in het evangelie van deze 3de adventszondag – Gaudete-zondag. Een identiteitsvraag. De vraag is gericht tot Johannes de Doper. Het is een vraag waar we zelf mee zitten naar anderen toe, maar ook – denk ik – naar onszelf toe: ‘Wie ben ik?’
Het wondere is dat Johannes is zijn antwoord hoofzakelijk zegt wie hij niet is of positief gezegd naar Iemand anders verwijst. Hij linkt zijn identiteit aan Iemand anders, Iemand waarnaar hij enkel met geheimenisvolle woorden verwijst: Hij staat onder u die gij niet kent. Hij komt na mij; ik ben niet waardig de riem van zijn sandalen los te maken. En voor die Iemand weet hij zich als een stem die roept in de woestijn, een wegbereider, een voorloper, een getuige van het Licht. De identiteit van Johannes is een verwijzende identiteit. Hij is er omwille van Iemand anders. Iemand die zijn leven geheel en al bepaalt en die onderscheiden blijft van hem. Hij valt er niet met samen. Hij heeft ook helemaal geen greep op die Ander. Uit andere evangelieverhalen weten we dat Johannes zegt: Achter mij komt een man die voor mij is, want Hij was eerder dan ik. Ook ik kende Hem niet (Joh 1,30). En dat Johannes later zelfs zijn leerlingen aan Jezus de vraag doet stellen: Zijt Gij de Komende, of hebben wij een ander te verwachten? (Lc 7,19) Johannes – één en al verbondenheid met Jezus, gelinkt aan Jezus die de zó Andere blijft en die hij noemt: de ‘Komende’.