Homilie voor de 27' zondag jaar C
Heer, geef ons meer geloof!
Broeders en zusters,
Met dit indringend verzoek van de leerlingen begint het evangelie van deze zondag. Een verzoek – denk ik – dat ook in ons leven heel reëel aanwezig kan zijn. Het is echter niet zomaar een vraag naar Jezus toe. Ze komt vanuit de omstandigheden die het leven tekenen. Ook hier in dit evangelie, maar – jammer – de liturgiesamenstellers hebben ‘de omstandigheid’ weggeknipt. Ik lees even de voorafgaande verzen: Al misdoet uw broeder zevenmaal per dag tegen u, maar zevenmaal ook wendt hij zich tot u met de woorden: ‘Het spijt me’, dan moet ge hem vergeven. De apostelen zeiden nu tot de Heer: ‘Geef ons meer geloof.’
We hebben in dit jaar van de Barmhartigheid al heel wat stilgestaan bij wegen van vergeving en verzoening. En ik denk dat de apostelen hier in die context die zeer terechte vraag stellen: Geef ons meer geloof. Het is vaak allen binnen de gegevenheid van het geloof dat er wegen tot vergeving en verzoening geopend worden en dat we geconfronteerd worden met onze grenzen, onze onmacht, ons niet kunnen. Louter menselijk gezien botsen we op een muur, zitten we vast, kunnen we niet verder. Maar als Jezus er is, als Hij mag meedoen, als we met de ogen van ons geloof naar omstandigheden en medemensen kunnen kijken, dan kan er iets op gang komen.
Homilie voor de 20ste zondag jaar C
JE LEVEN REDDEN
Zusters en broeders,
Drie jaar geleden op deze 20ste zondag van het C-jaar werd onze eucharistieviering door de VRT uitgezonden en konden mensen thuis meekijken, meebidden, meevieren. Het is gebruikelijk dat de kijkers na de viering telefonisch contact kunnen opnemen om iets te vragen, te melden, … Zo kwamen er ook hier heel wat reacties binnen. Maar één reactie is me echt bijgebleven: een vrouw belde om haar ontgoocheling te verwoorden. Ze zei dat het allemaal zo ernstig was, zelfs geen enkele glimlach, zonder vreugde. Dat raakte me echt. Was dat zo? En als het zo was, waarom? Waarmee had het te maken? Ik weet nog dat het toen voor onze gemeenschap moeilijke dagen waren, want juist twee dagen voor de uitzending had één van onze broeders ons verlaten en dat doet iets met de achterblijvers – een soort rouw. Was het dat? Of had het te maken met de Blijde Boodschap van deze zondag die allesbehalve ‘blij’ klinkt: Vuur ben Ik op aarde komen brengen… Meent gij dat Ik op aarde vrede ben komen brengen? Neen zeg Ik u, juist verdeeldheid. Jezus spreekt vandaag over iets weerbarstigs in de Blijde Boodschap. Een blijde boodschap van vrede? Maar Hij spreekt over verdeeldheid, beklemming, tegenover elkaar staan. En toch verkondigen wij een blijde boodschap en heeft die vrouw iets terechts gemist: de vreugde van de christen, de vreugde waar christenen samenkomen om Christus te vieren.
Homilie Witte Donderdag
INLEIDING
In de naam van de Vader en de Zoon en de heilige Geest. AMEN.
De genade van de Heer Jezus Christus, de liefde van God en
de gemeenschap van de heilige Geest zij met u allen. EN MET UW GEEST.
Broeders en zusters,
Wij staan nu aan het begin van het uur van de Heer – het begin van drie dagen die onlosmakelijk met elkaar verbonden zijn. In het teken van het gebroken brood en de gedeelde beker wijn vat Jezus heel zijn leven samen: Hij is er voor ons mensen. Hij toont ons zijn liefde tot het uiterste toe. Laat ons met Hem de komende uren ingaan. Hij is er voor ons. Zo mogen we deelhebben aan zijn levensgave: ons de voeten laten wassen, eten van het brood, drinken uit de beker.
Wij willen oprecht deelnemen daarom belijden wij onze zonden,
bekeren we ons tot God om deze heilige Eucharistie goed te kunnen vieren:
Homilie voor de 13' zondag door het jaar C
De geroepene verlaat alles wat hij heeft,
niet om daarmee iets bijzonder waardevols te doen,
maar eenvoudig ter wille van de oproep,
omdat hij anders niet achter Jezus aan kan gaan.
De oproep tot het volgen van Jezus is
gebondenheid aan de persoon van Jezus Christus alleen.
Hij is genadige oproep, genadig aanbod.
Christus roept, de leerling volgt.
Dat is genade en gebod in één.
Zusters en broeders,
Deze woorden van Dietrich Bonhoeffer uit zijn boek Navolging kunnen ons helpen om de Blijde Boodschap van deze zondag met open hart te beluisteren en binnen te laten als een woord ten leven. Niet een hard woord, maar een woord dat ons vrij maakt en leven doet – zoals Paulus het ons aanzegt in de tweede lezing: voor de vrijheid heeft Christus ons vrijgemaakt. Want – eerlijk gezegd – bij het eerste aanhoren van wat Jezus ons vandaag zegt, voelen we weerstand: De Mensenzoon heeft niets waar Hij zijn hoofd op kan laten rusten… laat de doden hun doden begraven… wie de hand aan de ploeg slaat, maar omziet naar wat achter hem ligt, is ongeschikt voor het Rijk Gods. Moeitevolle woorden – niet te doen. Trouwens de aanvang van het verhaal laat al iets horen van wat Jezus teweeg kan brengen: de Samaritanen willen Hem niet ontvangen.
Homilie voor Pasen
Sion denkt: ‘De Heer heeft mij verlaten, mijn God heeft mij vergeten.’
Kan een vrouw haar zuigeling vergeten?
Heeft een moeder niet meer te doen met het kind van haar schoot?
En al zou een moeder haar kind vergeten, neen, Ik vergeet u nooit!
(Jes 49,14-15)
Broeders en zusters,
Woorden van de profeet Jesaja, die we hoorden tijdens de veertigdagentijd – en nu klinken ze op deze Paasmorgen. Ze kwamen terug in mij op toen ik aan het lezen was in een boek van Lytta Basset over het verlies van haar zoon. Een boek met als titel: Ce lien qui ne meurt jamais. Deze band die nooit sterft. En wordt dit niet bewaarheid op Pasen: ce lien qui ne meurt jamais.