Tekst en Onderricht op 2 december 2025


Onderricht op 2 december 2025
Inspiratie voor het onderricht wordt in dit werkjaar o.a. geput uit Michael CASEY, ocso, Naar God. Inleiding tot de praktijk van het gebed, Lannoo-Tielt, Abdij Bethlehem, 2007.

De advent is een hoogst spirituele tijd, waarvan ik de magie het best verwoord vind
in enkele versen van Felix Timmermans, zoals:
Heb dank dat Gij mijn weemoed wijdt en zegen ook zijn vruchten.
Een ganzendriehoek in de luchten; nu komt de wintertijd.
Ik hoor U door mijn hart en door de rieten zuchten. Ik ben bereid.
En ook:
De blaadren rijzen door de stugge nevel er zijn geen klanken meer, er is geen lied
slechts in het dorre riet een vroom geprevel…
Nu komt de tijd dat men naar binnen ziet.
In beide gedichten uit de poëziebundel Adagio,
is er sprake van ‘riet’, maar ook van ‘weemoed’.
De bepalingen die door AI geleverd worden over weemoed bevredigen me niet, behalve dat men het er heeft over een ‘onvervuld verlangen’.
Maar in een adventslied zingen we:
Mijn hart weet dat ons oud verlangen weldra vervulling vindt.


De tekst van dit lied Ik heb mijn hart tot U geheven,
werd geschreven door Gerard Wijdeveld,
een Nederlands dichter, die omwille van zijn fascistisch verleden zeer controversieel was, maar in de jaren na de oorlog
wellicht een radicale innerlijke bekering doormaakte, en zich zeer verdienstelijk maakte door vertalingen van
de Navolging van Thomas a Kempis en van de Belijdenissen van Augustinus.
‘Verlangen’, ‘dromen’ en ‘verwachting’ zijn vaak gehoorde termen in adventsteksten.
Het gaat om een diep verlangen, dromen en verwachten
dat ons naar binnen doet zien, ons afwendt van het onmiddellijke,
ons doet toewenden naar het verborgene, naar wat komen kan, zal, moet. Het gaat om een innerlijk gebeuren,
waarmee een einde gemaakt wordt aan vervreemding van God en van onszelf, waardoor we weer thuiskomen bij God, bij onszelf
en ook in een gemeenschap, tenminste als er een gemeenschap is

die open staat voor mensen die willen thuiskomen en rehabiliteren.
Dat innerlijk gebeuren kunnen we ook aanduiden als ‘bekering’, ‘conversio’, nog zo’n centraal thema in de adventstijd,
ons aangereikt door die belangrijke adventsfiguur, Johannes de Doper. En inderdaad, het doopsel is de uitdrukking van dat innerlijke gebeuren. Natuurlijk moet na een kinderdoop die bekering later plaatsvinden, maar de ‘genade’, die deze laat plaatsvinden, is in ons steeds aanwezig. Doch die dient tot leven gewekt te worden, eigenlijk meerdere keren,
eigenlijk iedere dag, waarbij we ook onze vaste relatie met God bevestigen. Iedere relatie met een ander is het resultaat van een gebeuren,
een gebeuren dat niet kan gewist worden, niet kan ongedaan gemaakt worden. Alleen de herinnering eraan kunnen we onderdrukken, proberen te wissen.
Een genadevol moment, een genadevol gebeuren,
dat ons in eenheid met God bracht, dat ons deed verlangen en verwachten, dat in ons de weemoed, de kracht gaf van bekering,
dat ons kind deed zijn van God,
dat kan niet ongedaan gemaakt worden.
Maar we dienen er wel aan herinnerd te worden. Gebed is een herinneren, een gedenken.
Ook het vermogen daarvoor is ons gegeven, in ons geschapen. Contemplatie is een in ons geschapen mogelijkheid en bekwaamheid waarbij we ons goed voelen, waarnaar we steeds kunnen terugkeren, zoals we steeds naar ons hart kunnen terugkeren ,
daar, waar we niet alleen zijn en richting en energie bekomen.

https://www.youtube.com/watch?v=EFgZMJYJ3CI&list=RDEFgZMJYJ3CI&start_radio
=1