Anselm Grün

anselm-grun- 65 x 5

24 februari 2015: Anselm Grün

Anselm Grün, osb, (Junkershausen, 14 januari 1945) is een Duitse Benedictijnerpater, schrijver van spirituele boeken, referent in spirituele thema’s, geestelijk verzorger en cursusleider voor meditatie- en contemplatieve trainingen.  Anselm Grün sloot in 1964 zijn studie aan een gymnasium te Würzburg af en trad datzelfde jaar tot het noviciaat toe van de nabijgelegen benedictijnenabdij van Münsterschwarzach.
Van 1965 tot 1971 studeerde hij filosofie en theologie in Sankt-Ottiliën in Rome.  Hij promoveerde in 1974 in de theologie. Tussen 1974 en 1976 concentreerde Grün zich op bedrijfswetenschappen in Neurenberg en in 1976 verscheen tevens zijn eerste boek, Reinheid der Hersens.  Het was het eerste in een rij van meer dan 200 boeken.  Sinds 1977 werk Anselm Grün als cellarius van de abdij en is tevens verantwoordelijk voor de 20 bedrijven van de abdij en de missiewerken (missieprocuur).
Anselm Grün en zijn medebroeders hebben sinds de jaren '70 naar nieuwe bronnen in de spiritualiteit gezocht.  Grün liet zich inspireren door Carl Gustav Jung en beoefende verschillende intensieve Aziatische meditatietechnieken.  Grün valt op door zijn toepassing van oude monastieke tradities op het moderne leven in de wereld, waarbij hij redelijk ver durft te gaan in het populariseren en herinterpreteren daarvan. Daardoor zijn zijn boeken ook voor zwaar geseculariseerde westerlingen toegankelijk.

Anselm GRÜN en Meinrad DUFNER, Spiritualiteit van beneden, Kok, Kampen – Carmelitana, Gent, 3de druk, 1997, blz. 64-65:

De spiritualiteit van beneden toont zich vooral daarin
dat wij ons buigen over wat in ons leeft,
dat wij de gevoelens die in ons opkomen, ernstig nemen,
dat wij onszelf niet veroordelen om de een of andere emotie of hartstocht.
Wij rekenen er veeleer op dat God juist in dit gevoel, in deze hartstocht tot ons spreekt,
dat Hij ons erop zou willen wijzen dat wij voorbijleven aan ons wezen.
De dialoog met de gevoelens en hartstochten zou ons opmerkzaam kunnen maken
op verdrongen gebieden, die wezenlijk bij ons horen
en zonder welke ons leven armer zou zijn.
Of emoties die wij ons anders niet toestaan,
zouden ons in contact kunnen brengen met het beeld dat God zich van ons gemaakt heeft,
maar dat wij hebben overdekt met onze eigen ideaalbeelden.
Heel dikwijls is ons ideaalbeeld dat wij beheerst en gelijkmoedig,
vriendelijk en vreugde vol zijn.
Maar met dit ideaalbeeld misvormen wij het beeld dat God zich van ons gemaakt heeft.
Misschien wil in mij iets heel anders leven, iets unieks,
iets wat God heel graag in mij tot ontplooiing zou willen zien komen,
maar dat ik onderdruk, omdat het niet overeenkomt met mijn voorstellingen.
Tegelijk bemerk ik nu dat ook in mijn spiritualiteit van beneden
steeds weer de eerzuchtige aspiratie opduikt
dat ik in staat denk te zijn mijzelf te veranderen,
dat ik zelf de weg naar God meen te kunnen vinden.
Ik ervaar het wel anders dan vroeger,
maar ik denk toch nog steeds het zelf te kunnen klaren.
Echte spiritualiteit van beneden evenwel zou betekenen dat ik toegeef
nooit een methode te kunnen vinden om mijzelf te verlossen, om mijzelf om te vormen.
Veeleer dien ik steeds weer tot mijzelf te zeggen
dat ik ondanks al mijn inspanningen op geestelijk gebied,
ondanks de vele boeken die ik schrijf,
altijd zal moeten blijven worstelen met dezelfde problemen,
nooit zal afkomen van mijn overgevoeligheid en van mijn eerzucht.
Pas deze bekentenis van mijn machteloosheid kan mij werkelijk openen voor God.
Dan merk ik dat ik enkel nog maar mijn handen hoef open te doen
om mij over te geven aan God. (…)
Ooit zal ik al mijn pogingen om mijzelf te veranderen een keer moe zijn.
Dan zal ook mijn poging om mij aan God toe te vertrouwen
geen deugd meer zijn waarop ik trots ben,
maar uitdrukking van volledige ontlediging.
Dan zal ik mij laten vallen in God, omdat dat de enige mogelijkheid is die mij nog rest.
Pas dan zal ik vrij zijn van alle eerzucht
die mijn spiritualiteit steeds weer probeert te perverteren
door er een prestatie van te maken.