Nokter Wolf
Nokter Wolf
Notker Wolf OSB (21 juni 1940 in Bad Grönenbach, Beieren) is abt-primaat van de Benedictijnen en hardrockgitarist.
Notker Wolf trad na zijn middelbareschooltijd toe tot de orde van de Benedictijnen in de aartsabdij Sankt Ottilien in Beieren. De in 1884 ontstane congregatie heet formeel Congregatio Ottiliensis OSB pro missionibus exteris en is vooral actief in de missie.
Notker Wolf werd in 1962 geprofest en studeerde vervolgens filosofie aan de pauselijke onderwijsinstelling Pontificio Ateneo Sant'Anselmo in Rome. In 1965 vervolgde hij zijn opleiding aan de universiteit van München, waar hij eveneens afstudeerde in de theologie. In 1968 werd hij tot priester gewijd. Zes jaar later, in 1974, promoveerde Wolf op de wereldbeschouwing van de Stoa.
Op 10 oktober 1977 werd Wolf tot vijfde aarts abt van Sankt Ottilien gekozen en daarmee leider van de ongeveer 1100 leden tellende congregatie in 18 landen. Hij initieerde de bouw van nieuwe kloosters in China en India en stimuleerde de hernieuwing van enige voormalige priorijen.
In september 2000 legde Wolf zijn functie neer, omdat hij toen tot abt primaat van de Benedictijnen en daarmee de hoogste vertegenwoordiger van de Benedictijnse congregaties werd verkozen. Hij vertegenwoordigt de confederatie van Benedictijnse congregaties bij de Heilige Stoel en is uit hoofde van zijn ambt grootkanselier van het Pontificio Ateneo Sant' Anselmo. Zijn mandaat loopt tot 2008 en werd vervolgens in 2008 en 2012 opnieuw met vier jaar vastgelegd. In 2004 werd Wolf door paus Johannes Paulus II bovendien benoemd tot lid van de Congregatie voor de Instituten van Gewijd Leven en Gemeenschappen van Apostolisch Leven.
Als Benedictus de monnik het pad van de deugd wijst, zegt hij niet dat hij volmaakt zal worden.
Wie zich het volmaakte voorneemt zal nooit tevreden zijn.
De hang naar perfectie is de vijand van iedere vreugde.
Mensen die perfectie nastreven zijn tragische figuren. Ze zullen nooit tevreden zijn.
Ze zullen altijd achter iets aanjagen wat ze niet kunnen bereiken. Ze komen eeuwig tekort. (…)
Benedictus stelt naast volmaaktheid ook het gevaar van verwaandheid aan de kaak.
Het gaat hem hij de formulering van zijn regel om de juiste maat,
opdat ‘de sterkeren iets hebben om naar te streven
en dat de zwakkeren niet ontmoedigd worden.’
Een hart vol vreugde heeft ook zijn weerslag op anderen.
Zo’n vreugdevol hart tref ik steeds weer aan bij mensen die een gelukkig leven leiden.
De echte levensvreugde hoeft niet pas aan het eind van de weg
of aan het eind van het leven haar beslag te krijgen.
Er zijn mensen die al aan het begin van het leven zover zijn,
terwijl anderen zich deze levenshouding gaande de rit eigen maken. (…)
We moeten goed zijn voor onszelf en ook voor anderen.
Als ik ervan uitga dat men mij aanvaardt en liefheeft als de persoon die ik ben,
hoef ik voor zelfacceptatie niet krampachtig zelfbewustwording na te streven. (…)
Een normaal opgegroeid kind hoeft zichzelf niet te vinden. Hij weet wie hij is.
Van zijn vader, moeder, broers en zussen heeft hij het nodige zelfbewustzijn meegekregen.
Natuurlijk hebben we er ook later behoefte aan
dat ons een hart onder de riem wordt gestoken: (…)
dat zijn de emotionele schouderklopjes die we elkaar wederzijds moeten gunnen,
omdat ze aangenaam en heilzaam zijn.
Het wezen van levensvreugde is het leven te nemen zoals het is.
Het leven is nu eenmaal eindig en de mens is nu eenmaal onvolmaakt
— en humor is de meest juiste instelling. (…)
Ik moet stilletjes lachen om de kleine onvolmaaktheden waarop het leven ons trakteert
en voel geen enkele aandrang iemand te veroordelen
die niet overeenkomstig mijn maatstaven leeft.
In de grond van ons hart verlangen we allemaal naar een dergelijke vredigheid.
Want wie wil er nu voortdurend het juk van perfectie torsen? (…)
Een consequentie van dit inzicht is: bewust de tijd nemen voor iets wat vreugde opwekt.
Dat kan iedereen zich voornemen. Ikzelf probeer daarnaar te leven.
Onlangs heb ik in Benediktbeuern met mijn band opgetreden met de rockgroep Deep Purple.
Daar neem ik echt de tijd voor. Ook al zijn sommigen die de rockmuziek kennen noch begrijpen
van mening dat het duivelse muziek is.
Als gestrenge piëtisten zich ertegen keren stoort het me niet. (…)
Ook rockmuziek is voor mij een teken en uiting van levensvreugde. (…)
We zijn allemaal voor de vreugde geboren.
En we moeten elkaar de vreugde gunnen.
Dat geldt voor de jeugd, die van deze muziek houdt en er volledig in opgaat,
en voor alle anderen, jong en oud — en ook voor de monniken in het klooster.
Vreugde is de effectiefste remedie tegen angst.