Homilie voor de 11' zondag jaar A
Voor niets hebt gij ontvangen, voor niets moet gij geven.
Zusters en broeders,
Deze slotzin van het evangelie van deze zondag lijkt me een soort rode draad te zijn in wat de Kerk ons vandaag als woorden ten leven wil geven.
In het boek Exodus wordt verhaald hoe God zijn volk naar de woestijn heeft gebracht – weg uit het slavenhuis van Egypte, weg uit de verknechting, uit de onderworpenheid. En waarom? Om niets – geen verdiensten aan de kant van het volk. Integendeel, een klein volk, een nietig volk zoals het staat in het boek Deuteronomium: Niet omdat gij talrijker zijt dan andere volken heeft de Heer zich aan u verbonden en u uitverkoren, want gij zijt het kleinste van alle volken, maar omdat de Heer u liefhad. (Dt 7,7-8a) Of met de woorden die we zopas hoorden: op arendsvleugelen gedragen en hier bij Mij gebracht; op een bijzondere wijze mijn eigendom, mijn priesterlijk volk, mijn heilig volk. “Voor niets hebt gij ontvangen!”
En wat Sint Paulus ons toezegt in zijn Romeinenbrief – het heeft eenzelfde kleur: Christus is voor goddelozen gestorven, toen wij nog zondaars waren. Wij waren vijanden. Maar dat zijn we niet langer. En waarom? Om niets – aan onze kant – we hoorden het: goddeloosheid, zondigheid, vijandschap. Maar aan Gods kant: God echter bewijst zijn liefde voor ons juist hierdoor, dat Christus voor ons is gestorven, toen wij zondaars waren. Toen wij vijanden waren, zijn we met God verzoend door de dood van zijn Zoon. “Voor niets hebt gij ontvangen!”
Homilie Pasen 2017
Pasen 2017
Steeds is uw uitgestrekte hand mijn redding:
de Heer voltooit voor mij al wat ik onderneem.
Uw goedheid, Heer, blijft duren zonder einde;
vergeet het maaksel van uw handen niet.
Zusters en broeders,
Deze verzen uit Psalm 138, die we straks in de vespers zullen bidden, brengen me vaak de verrijzenisicoon voor ogen, die nu midden in onze kerk staat. Jezus is opgestaan. Christus is verrezen. Hij leeft. Maar – en dat is van het allergrootste belang – als het ware onmiddellijk strekt Hij zijn rechterhand uit en neemt Adam bij de arm. Hij neemt de mens vast om de mens mede met Hem te doen opstaan. Paulus schrijft aan zijn christenen van Korinthe: Christus is opgestaan uit de doden, als eersteling van hen die ontslapen zijn. Zijn verrijzenis is onze verrijzenis. Pasen heeft met ons van doen. De Opgestane is geen dode die opnieuw verschijnt – voor even. Neen, Hij is Levende die de dood heeft overwonnen.
Homilie Nieuwjaar 2017
Geef mij, krachtens uw goedheid nieuw leven;
laat mij wachter zijn van uw getuigenis. (Ps 119,88)
Zusters en broeders,
Dit psalmvers uit Psalm 119 zingen wij, bidden wij elke woensdag – week in, week uit, jaar in, jaar uit. Geef ons, krachtens uw goedheid, nieuw leven. Nieuwjaar, nieuw leven – ze horen samen. Maar het doet ons de vraag stellen: zal het nieuw zijn? zal er nieuw leven komen?
2017 is pas begonnen en ik heb de indruk dat het al oud is: in 2016 en de jaren daarvoor is er van alles gebeurd dat reeds schaduwen vooruitwerpt op het pas begonnen jaar. Er is al veel zaad gezaaid dat logischerwijze zal ontkiemen en vrucht dragen. Dus Nieuwjaar – een vraagteken!
Geef mij, krachtens uw goedheid nieuw leven. Alvast zegt ons psalmvers iets heel belangrijks: nieuw leven – we hebben het niet uit onszelf; we bidden erom; wij vragen het aan God, de Heer van alle leven. Nieuw leven moet van elders komen; het moet gegeven worden. En er staat nog iets bij: krachtens uw goedheid. Het is tevens een belijdenis van hoe God naar ons, mensen, uitstaat – Hij is goedheid. Meer nog – de goedheid en mensenliefde van God, onze Heiland, is op aarde verschenen. Zo komt God naar ons toe; zo wil Hij bij ons zijn. Dat gedenken wij in deze Kersttijd: God is mens geworden – tussen ons in – én omwille van ons. Een kind is óns geboren! Nieuwheid moeten we dààr zoeken – in dat geheim van ons geloof.
Homilie 3' zondag in het jaar A, 2017
Zusters en broeders,
In de homilie van de bisschopswijding in Brugge zei Kardinaal De Kesel: Geen enkel evangelie valt met de deur in huis. Men kan blijkbaar niet onmiddellijk beginnen. Men moet voorbereid worden. Er moet eerst een innerlijke omvorming en bekering hebben plaats gevonden.
In de evangelielezing van deze zondag horen we het begin van Jezus’ optreden in Galilea, zijn eerste woorden, de roeping van de eerste leerlingen en zijn eerste genezingen. Maar we zitten al in het vierde hoofdstuk van het Matteüsevangelie. Reeds drie hoofdtukken zijn eraan voorafgegaan, waar alles wat nu ‘eerst’ is, wordt voorbereid. Dat zegt ook iets naar ons toe: ook wij hebben voorbereiding nodig om naar Jezus toe te gaan, om Jezus binnen te laten in ons leven, om ontvankelijk te zijn voor zijn woorden en voor wat Hij aan ons en met ons wil doen. En het treft me ook dat Jezus zelf ons op een gelijkelijke manier is voorgegaan. Hijzelf is niet onmiddellijk begonnen.
Homilie 4° Adventszondag jaar A
HOMILIE 4° Adventszondag A
God wachten betekent zich de uitgestippelde toekomst
uit handen laten slaan en toch blijven wachten.
Broeders en zusters,
Deze woorden van Dorothee Sölle klonken reeds vorige zondag in onze nachtwake en in de homilie. Ze waren toen van toepassing op Johannes de Doper die die ermee geconfronteerd werd dat de vervulling zo anders is dan de verwachting. Op deze vierde adventszondag haal ik die woorden opnieuw aan, want ze zijn naar mijn aanvoelen eveneens zozeer van toepassing op Jozef die vandaag in het evangelie centraal staat.
Jozef – verloofd met Maria – rechtschapen, schrijft Matteüs, krijgt te maken met Gods komen: Maria blijkt voor ze gingen samenwonen zwanger – zwanger van de heilige Geest, zegt de Schrift. De uitgestippelde toekomst wordt uit handen geslagen: huwen, een gezin stichten, kinderen, eigen kinderen… het wordt ineens grondig doorheen geschud. Wat gebeurt er? Blijkbaar neemt Iemand anders het roer over, gaat Iemand anders het leven bepalen. En is dit niet tekenend voor elk leven dat echt God wacht? Open voor God, voor Gods bedoeling, voor Gods nabijheid, voor Gods werkzaamheid. Als God komt, dan wordt Hij het centrum, dan bepaalt Hij de weg, de richting. Paulus noemt dat in de tweede lezing: wij worden gebracht tot de gehoorzaamheid van het geloof. En een beetje verder in de brief aan de Romeinen schrijft Paulus: Zij die Christus toebehoren, bepalen niet langer hun eigen leven.