Homilie voor de 15'zondag door het jaar C
10 juli 2016
Meester wat moet ik doen? Barmhartig zijn!!
‘Meester, wat moet ik doen?’ Met die vraag wil de wetgeleerde Jezus naar een domein leiden dat hem vertrouwd is, dat van de Wet en haar voorschriften. En Jezus schijnt het spel mee te willen spelen door het stellen van een wedervraag: ‘Wat staat er geschreven in de Wet?’ Ook de felicitaties die Jezus de Schriftgeleerde geeft na zijn correct antwoord – God wil dat we Hem liefhebben en het leven van onze naaste ter harte nemen – passen bij zo’n Schriftuurlijk onderonsje: ‘Uw antwoord is juist, doe dat en je zult leven’. Het gesprek zou hier perfect kunnen eindigen; de wetgeleerde zou zonder prestigeverlies en met een goed gevoel kunnen vertrekken omdat hij zijn kennis heeft kunnen etaleren en zelfs door de rabbi uit Nazareth geprezen werd om zijn theologische onderlegdheid.
Homilie 9de zondag na Pinksteren
1 Kon. 8, 41-43; Gal. 1,1-2.6-10; Lc 7, 1-10
Elke zondag horen wij een stukje evangelie en steevast is Jezus daarin de hoofdpersoon. We horen dan telkens een woord van Jezus, of lezen over een bevrijdend gebaar van Hem. Maar vandaag is het anders: niet Jezus staat centraal maar een centurio, een officier uit het Romeins bezettingsleger. En het bevrijdend gebaar en het beklijvend woord komen niet van Jezus, maar van die honderdman. Toch is de naam van die man niet eens is overgeleverd en in de kunst is hij niet of nauwelijks afgebeeld, maar zijn woord is wel in de liturgie terecht gekomen: ‘Heer, ik ben niet waard dat Gij onder mijn dak komt, maar spreek slechts een woord en mijn knecht zal gezond worden’.
En Jezus zelf doet of zegt in dit verhaal zo goed als niets; hij ontmoet de honderdman zelfs niet eens. Jezus krijgt van de regisseur Lucas vandaag alleen een bijrolletje toebedeeld. Kijken we dus eerst eens wat aandachtiger naar ons hoofdpersonage: wat voor vlees hebben we daarmee in de kuip?
Homilie Paaszondag
Hand. 10, 34-43 Kol. 3, 1-4 Joh. 20, 1-9
De verrijzenis speelt zich af in een tuin. Hoe kan het anders? Alles begon ook in die tuin, die God de Heer die eerste dag had aangelegd voor de mens om in te wonen. Daarin liet God ook allerlei bomen opschieten, aanlokkelijk om te zien en heerlijk om van te eten, met midden in de tuin de boom van het leven. Zo schildert Genesis ons de oorspronkelijke habitat af van de mens. En God schiep de mens als man en vrouw, de een en de ander, twee ribmensen, in harmonie met elkaar verbonden.
Homilie voor de 6de zondag in de Paastijd
Joh. 14,23-29
Een groot deel van het Evangelie van Johannes, beste mensen, wel vijf hoofdstukken lang, is gewijd aan die laatste avond van Jezus vóór zijn sterven. Jezus viert met zijn leerlingen het Sedermaal, ter gedachtenis aan de uittocht uit Egypte, maar tegelijk vooruitlopend op zijn eigen uittocht uit deze wereld. Een maaltijd met een zwaar beladen sfeer, zwanger van betekenissen, vol verdriet om het nakende afscheid en het komende lijden, met vele onbeantwoorde vragen en niet ingeloste verwachtingen.
De perikoop die we zojuist te horen kregen, komt uit de afscheidsrede die Jezus die bewuste avond hield. Na de voetwassing is de Meester in dialoog gegaan met ‘de zijnen’ die Hij ten einde toe liefheeft. De een na de ander stelt Hem een vraag, en Judas, niet Iskariot, heeft zojuist de vraag gesteld: ‘Waarom Jezus, openbaart Gij U wel aan ons en niet aan de wereld’?
Homilie voor de 2' zondag door het jaar C
Jes. 62, 1-5; 1 kor. 12, 4-11; Joh. 2, 1-12
De bruiloft van Kana, broeders en zusters, zet het verbond van God met zijn volk in scène. In Kana begint, zoals Jesaja het plechtig uitdrukt, ‘de zon der gerechtigheid te stralen en gaan de volken Gods glorie aanschouwen. De schepping heet niet langer ‘Verlatene’, het land niet langer ‘Woestijn’. Nee, heel de mensheid krijgt te Kana in Galilea de naam ‘Gehuwde’ en rijkelijk vloeit er de wijn van Gods bruiloft met de aarde. Zoals een bruidegom zich verheugt in zijn bruid, zo blij is God is met zijn schepping!
Hoewel Jezus met zijn leerlingen bij die bruiloft maar zijdelings aanwezig is, valt de focus toch helemaal op Hem. Het bruiloftspaar wordt niet eens bij name genoemd. Jezus zélf is de eigenlijke Bruidegom. En zijn bruid is de Kerk die Hij bezig is zich te vormen, waarvan zijn moeder en zijn leerlingen de spil vormen, en die Hij wil laven met de wijn van zijn eigen bloed aan het kruis. Dát zal zijn uur worden dat thans, in Kana, nog niet is aangebroken, het grote uur van zijn volle openbaring en verheerlijking aan de rechterhand van de Vader. Hier, op de drempel van zijn openbaar leven, begint Jezus zijn opgang naar dat uur. En Hij doet dat heel symbolisch met een bruiloft te Kana in Galilea.
Opvallend op die bruiloft is, dat niet in de eerste plaats Jezus maar zijn moeder er de genodigde is. Het is via haar dat ook Jezus met zijn groepje leerlingen mee aan tafel aanschuift. Jezus verschijnt dus niet op het toneel van zijn openbaar leven langs de grote poort en met veel bombast, maar via een zeer bescheiden zijdeurtje, via zijn moeder, en dit naar aanleiding van een bruiloft, het feest bij uitstek van de menselijke liefde.