Homilie voor het kerkwijdingsfeest van de Lateraanse basiliek 9 november 2025

Homilie voor het kerkwijdingsfeest van de Lateraanse basiliek 9 november 2025
Op deze zondag viert de Kerk het wijdingsfeest van de Lateraanse basiliek, ook wel de basiliek van Sint-Jan van Lateranen genoemd.
De officiële titel is ‘Aartsbasiliek van de Allerheiligste Verlosser’.
De basiliek is één van de zeven pelgrimskerken van Rome en de oudste en in kerkelijke rang voornaamste
van de vier pauselijke basilieken in Rome.
De andere zijn de Santa Maria Maggiore,
de Sint-Paulus buiten de Muren en de Sint-Pieter.
Sint-Jan van Lateranen is de oudste publieke kerk van Rome.
Het huidige gebouw dateert van 1650, maar het oorspronkelijke werd gebouwd door keizer Constantijn en ingewijd in 324,
11 jaar na het Edict van Milaan van 313 waarmee Constantijn
de christenen toestond openlijk hun geloof te belijden en te beleven. De kerk werd gebouwd op gronden van de Romeinse familie Laterani en naast haar verscheen ook het oudste paleis van de pausen.
Ze is nog steeds de bisschopskerk van de bisschop van Rome, de paus dus. Het feest nodigt ons uit een zinnig woord over de Kerk te zeggen.
In de prille jaren van het christendom had men het in het Grieks
over de ékklèsia kyriakè, ‘de samengeroepen gemeenschap van de Heer’. Van ékklèsia komt het Franse église, en ons Nederlandse woord kerk verwijst dus naar het Griekse kyriakè.
Ik wil het vandaag niet hebben over ‘het instituut’,
maar over wat de Kerk in wezen is en dus ook moet zijn.
Paulus schrijft aan de ékklèsia van Korinte
dat ze de tempel van Gods Geest en het lichaam van Christus zijn, het door Gods Geest bezielde lichaam.
En dit geldt ook voor ieder individueel lid van de gemeenschap, voor ieder christen, voor iedere gedoopte, die bewust beleeft
wat eigenlijk geldt voor ieder mens: de inwoning van God in de mens. Een tempel was in de Oudheid een plaats waar een god aanwezig dacht. Ook in Jeruzalem was de tempel de plaats van Gods aanwezigheid.
Als wij nu als christen en als gemeenschap tempel zijn, dan moeten mensen bij ons en bij ieder van ons vinden wat ze in de tempel bij God zoeken:
genezing, liefde, erbarmen, zorg en mededogen. Opdat de christen en de Kerk zo’n tempel kan zijn dient ze zelf in eenheid met Christus te leven
en daartoe heeft ze – zoals we weten – steeds nood aan zuivering.
In de evangelies van Marcus, Matteüs en Lucas grijpt de tempelzuivering plaats op het einde van Jezus’ openbaar leven en vormt ze de directe aanleiding
voor zijn arrestatie, zijn berechting, veroordeling en executie.
De evangelist Johannes plaatst die tempelzuivering in het begin van Jezus’ optreden omdat hij daarmee meteen wil duidelijk maken wie Jezus is
en wat de betekenis is van zijn zending, optreden en verkondiging.
Die zuivering is een gewaagd optreden en bij Johannes nogal gewelddadig.
Jezus deelt blijkbaar meer dan één ‘pedagogische tik’ uit met zijn touwgesel.
De Joodse overheid vraagt hem een teken te laten zien waaruit zou blijken dat Hij zoiets mag doen,
zoals in de Kerk voor een heiligverklaring een wonder vereist wordt. Om te beginnen is die tempelzuivering een geweldig (!) ‘teken’
van het feit dat Jezus weet wie Hij is: de Christus,
Hij die gezalfd is met en bezield is door Gods Geest
en mensen ook met die Geest zalven en bezielen wil (Jo 1, 33).
Het verhaal van de tempelzuivering dient in het Johannesevangelie samen gelezen te worden met het verhaal dat we ervoor aantreffen: het zogenaamde wijnwonder van Kana, het eerste teken
waarmee Jezus - zo zegt de evangelist - een begin maakt met de tekenen.
Een teken is er dus al geweest in het Johannesevangelie en, zegt Jezus, er komt nog een groot teken:
de bouw van een nieuwe tempel in drie dagen.
Geen enkel Bijbelgeleerde twijfelt eraan dat Jezus daarmee zijn verrijzenis aanduidt, het tot leven komen in Jezus van Nazaret van de nieuwe mens,
de mens die geheel vervuld is van Gods Geest van leven en liefde
en aldus in staat is anderen tot een nieuw leven te brengen, te doen verrijzen. Hij, die verrezen is, doet verrijzen, doet mensen opstaan tot nieuw leven,
een leven één met God, een leven van liefde en volkomen vrede en vreugde.
En die mensen zijn dan ook in staat anderen tot nieuw leven te roepen en te wekken. De verrijzenis is de constante geboorte van de nieuwe mens,
een constant gebeuren van vernieuwing, van genezen, van verlossen van ons ware zelf, van transformeren, van zuiveren,
van het herstellen van diegene die oorspronkelijk bedoeld was, van een wereld die God voor ogen had.
‘Verzoening met God’ betekent: weer beantwoorden aan Gods droom van liefde en vredevol en vreugdevol samenzijn.
Voor die verzoening zijn reinigingsrituelen en het water daarvoor niet bij machte. Gedreven door de Geest doen wat God vraagt, dat verzoent de mens met God. Voor de verzoening zijn ook geen offers van doen.
Die brengen geen transformatie van mens en wereld.
Ook Jezus’ lijden en dood moet men niet zien als een verzoenend offer.
Liefde en vergeving die door offers moeten afgekocht worden
zijn noch onvoorwaardelijke liefde, noch echte vergeving, herstel en genezing. Ze zijn een strafrechtelijk denken over de liefde, een pervertering van de liefde. Jezus optreden in de tempel is een teken dat de offerpraktijk afgedaan heeft, niet past in het beeld van een onvoorwaardelijk liefhebbende God.
Wat we wel aanbieden kunnen is een open geest en een open hart opdat die door de Geest van God vervuld kunnen worden.
Het is de Geest die ons maakt tot nieuwe mensen,
de Geest die ons geschonken is en niet omdat we ervoor betalen, en niet omdat er we er offers voor aanbieden.
Die Geest wordt ons om niet, gratis en uit liefde gegeven.
Om van ons nieuwe en goddelijke mensen te maken
schenkt God ons zichzelf, zijn Geest, die ons echt leven doet.
Dat is de betekenis van de zending, de verkondiging en het optreden van Jezus. Het hele Jezusgebeuren maakt duidelijk dat God woont in ieder mens,
dat iedere mens zijn tempel is, dat Hij in ieder mens mens wil worden en ieder mens aanneemt als openbaring en woonplaats van zijn liefde. En dat ondanks de onvolmaaktheid van de mens, van diens gebouw, van diens instituut.
God doet verder met onvolmaakte mensen
en Hij doet dus ook verder met een onvolmaakte Kerk.
Dat ‘verder doen’ vanuit een onvoorwaardelijke liefde
houdt uiteraard geen ‘goedkeuring’ in van wat in de Kerk totaal fout is en belet helemaal geen ‘striemende’ zuiverende taal en maatregelen. Maar ook zondaars zijn het voorwerp van Gods liefde.
Dat maakte Jezus zeer duidelijk.
Welnu, de Kerk is een Kerk van zondaars.
https://www.youtube.com/watch?v=YtDij1lBcjI&list=RDYtDij1lBcjI&start_radio=1