Homilie Tweeëntwintigste zondag B 2024
Tweeëntwintigste zondag B Deut. 4,1…8 Jak 1,17…27 Mc. 7,1…23
Er bestaat een religie van de uiterlijkheid en er bestaat een religie van de innerlijkheid. We zouden die twee ook met de woorden ‘vorm’ en
‘inhoud’ kunnen aanduiden. Uiterlijke rituelen behoren tot de vorm. Ze kunnen helpen om tot een meer inhoudelijke Godsverering te komen, maar ze kunnen ook in de weg staan en belastend zijn. Dan moet men ze heroverwegen, ze eventueel vervangen door andere vormen of ze gewoon overboord zetten, zonder echter de inhoud prijs te geven. Uiterlijke vormen en rituelen hebben de kwalijke neiging zich te vermenigvuldigen, overdadig te worden en het zicht op de inhoud te verduisteren. Maar pure inhoud zonder vorm is een beetje zoals water zonder kruik: het loopt weg en gaat verloren. We hebben wel degelijk vormen en rituelen nodig om onze innerlijke beleving uit te drukken.
Het moet voor het beginnend christendom niet makkelijk geweest zijn, een eigen expressie te vinden in de Joods-Griekse cultuur van de eerste decennia. Het farizese jodendom legde veel nadruk op allerlei uiterlijke voorschriften en attitudes om aldus de joodse identiteit veilig te stellen in de multiculturele samenleving onder Romeins gezag. De Griekse cultuur beschikte ook over veel magische rituelen.
Homilie Dertiende zondag B-jaar 2024
Dertiende zondag B-jaar Mc.5, 21-43 Wijsh 1,13-15;2, 23-24 2Kor.8, 7-15
De lezingen van deze zondag gaan over dood en leven. Dood en leven: dat is ook het kader waarin heel het Evangelie binnen het Nieuwe Testament moet verstaan worden. Daarin is Jezus’ Pasen, zijn dood en opstanding het centrale drama. Jezus’ verlossingsdood aan het Kruis werd door de vroege Kerk niet verstaan als een genoegdoening voor de zonde en de schuld van de mens aan een rechtvaardige God, een soort zoenoffer, maar als de overwinning van de heerschappij van de dood. Jezus’ dood en opstanding plundert het dodenrijk, waardoor voor de mens de weg terug openligt van de gelijkvormigheid met God, de theosis. De verlossing van de mens is tevens zijn vergoddelijking. Door Christus’ dood rekent God af met de wortel van het kwaad: de dood en de duivel. God dringt de domeinen binnen die de duivel zich onrechtmatig had toegeëigend en breekt zijn macht over de mensheid. Gregorius van Nyssa zal zeggen: “De duivel slikte een haak in die verborgen was in het lichaam van Christus”. Thans kan de verloste mens door de Heilige Geest, die wij in ons doopsel en met Pinksteren hebben ontvangen, weer leven in de vriendschap met God om Gods heerlijkheid te weerspiegelen.
Homilie twaalfde zondag B 202
Twaalfde Zondag B J
Het verhaal van de storm op het meer kan op onze sympathie rekenen. Het valt gemakkelijk te visualiseren en het heeft een voldoende hoog gehalte aan dramatiek om ons te blijven boeien. Maar dat het om een Paasverhaal gaat, ontgaat ons meestal.
Want ogenschijnlijk naïeve ‘rechttoe rechtaan-verhalen’ hebben in de Bijbel, zoals trouwens in heel de antieke cultuur, meestal toch een dubbele bodem, als het geen driedubbele is. Alles in dit verhaal beschrijft de situatie van de mensheid in haar trage ontwikkeling en kondigt het plan van God aan dat zijn Zoon wil realiseren.
Homilie Elfde zondag B 2024
Elfde zondag B
Het koninkrijk Gods dat eenmaal in het hart van de mens is gezaaid, groeit vanzelf. Dat is een wonder Gods, zo groot en zo mooi als de groei van de bloemen en de bomen, zo mysterieus als de ontwikkeling van een baby tot een volwassene tijdens de levensloop. De groei van het Koninkrijk hangt dus niet af van allerlei menselijke inspanningen. Het overtreft ze, omdat het zijn eigen dynamiek heeft. Dat is de boodschap van de vele groeiparabels die Jezus aan de mensen van zijn tijd en aan die van ons overlevert.
Homilie Heilig Sacrament B 2024
Heilig Sacrament B Ex 24,3-8 Hebr 9,11-15 Marc 14,12-26
Een van de vele genaden die het 2de Vaticaans Concilie en de liturgische beweging die eraan voorafging ons schonk, was de herontdekking van de joodse wortels van onze Eucharistie. In de loop van 20 eeuwen christendom waren we bijna vergeten dat, toen Jezus die laatste maaltijd met zijn vrienden hield, hij dit deed als Jood in een joodse geloofscontext. Toen Hij brood nam, God dankte, het brak om het te verdelen onder zijn vrienden, deed hij precies wat elke joodse man op Pasen deed in de kring van zijn familie en vrienden: dankbaar zijn voor de uittocht uit Egypte en voor het begin van de gersteoogst, die de jaarlijkse landbouwcyclus inluidt. Het Jodendom is echter geen cyclische natuurreligie maar een heilshistorische godsdienst, dit wil zeggen dat het dankbaar gedenken van Gods heilshandelen in de geschiedenis met zijn volk en met ieder individu er centraal staat. Dit dankbaar gedenken is zowat de kern van zowel de joodse als de christelijke liturgie.
Homilie H. Triniteit
H. Triniteit Dt 4,32-40 Rom 8,14-17 Mt 28,16-20
Door vandaag het feest te vieren van de Drievuldigheid belijden we ons geloof. Ofschoon het verschillende eeuwen in beslag zal nemen vooraleer de theologie van de Drievuldigheid haar volkomen uitdrukking zal vinden in het credo van Nicea-Constantinopel, vinden we in de Evangelies en de Brieven van Paulus overal trinitaire formuleringen, sommige door Jezus zelf uitgesproken. De Drievuldigheid bevindt zich werkelijk in het hart van de Openbaring en drukt de diepte van het mysterie van Gods meest intieme leven uit. God is Vader, Zoon en Geest: één God in drie onderscheiden maar niet gescheiden Personen. Elk christelijk gebed, te beginnen met het kruisteken, plaatst ons in het hart van de heilige Drievuldigheid.