Homilie voor de 13de zondag door het jaar.

28 juni 2015

Wie is Hij toch?
Deze vraag klonk hier vorige zondag: Wie is Hij toch, dat zelfs wind en water Hem gehoorzamen? Op deze zondag hoor ik weer die vraag: Wie is Hij toch, die zieke mensen geneest, die zelfs een gestorven dochtertje uit de doodslaap doet opstaan? “Wie is Hij toch, ook voor u, voor mij?”
Misschien is het eerste wat moet gezegd worden dit: “Hij is er!” Hij is er – ook al lijkt Hij te slapen aan het achtersteven van de boot. Hij is er - bij Jaïrus – Jezus ging met hem mee. Hij is er voor de vrouw die al twaalf jaar lang aan bloedvloeiing leed – als ik slechts zijn kleren kan aanraken. Hij is er ook nu – voor ons, bij ons. Ziet, Ik ben met u alle dagen tot aan de voleinding van de wereld. Zusters en broeders, het geheim van de aanwezigheid van de Heer in ons dagdaagse leven. Als het leven zomaar stroomt, staan we daar meestal niet bij stil. Het leven zelf is dan geen vraag. Maar wanneer het in ons stormt, wanneer ziekte ons leven binnenkomt, wanneer de dood zijn aangezicht  laat zien… Dan komt de vraag: “Waar is Hij toch?” én “Wie is Hij toch?” dat wij dan zijn richting uitkijken. In het pas uitgelezen boek van Éloi Leclerc – Afspraak in Galilea. Een ontmoeting met de Levende – hoorden wij als broeders hoezeer onze tijd nood heeft aan een ‘mystieke’ benadering van de Heer Jezus – een ontmoeting met Jezus als de nù Levende – een leven in zijn aanwezigheid – een reële verbondenheid met zijn persoon, die ons liefheeft. Éloi Leclerc schrijft: Door die liefde te aanvaarden, hebben wij deel aan de volheid van een leven dat ons optilt en ons diepste wezen aanspreekt… Wij voelen ons gedragen en omhuld door een liefde die aan de oorsprong van alles ligt en niets anders wil dan ons haar leven, heiligheid, vreugde en heerlijkheid meedelen. We zullen nog steeds donkere nachten van angst en droefheid kennen waarin wij de moed dreigen te verliezen. Maar niets zal ons kunnen scheiden van dat liefdesmysterie dat zich door Jezus Christus aan onze wereld heeft geopenbaard. Bij mij raken die woorden een diepe laag.
Die aanwezigheid van de Levende in ons leven – is dat een werkelijkheid waarop we staan? Leef ik met Hem aan mijn zijde? Geloven we dat? Vertrouwen we dat? En ook daarover gaat het in onze evangelieperikoop. Reeds vorige zondag speelde dit een rol. Jezus zegt tot zijn ontstelde leerlingen: Waarom zijt gij zo bang? Hoe is het mogelijk dat ge nog geen geloof bezit? Waarom zijt ge zo zonder vertrouwen? En vandaag horen we: Dochter, uw geloof heeft u genezen. En tot Jaïrus: Wees niet bang, maar blijf geloven. Wees niet bang, heb alleen maar vertrouwen. Broeders en zusters, daar draait het om: durven, willen, kunnen we nog geloven? Durven en willen we er ons nog aan toevertrouwen? Trouwens ook in het evangelie van volgende zondag worden we met dezelfde vraag geconfronteerd. Jezus komt in zijn Vaderstad en ze nemen Hem niet aan. Markus zegt: Hij stond verwonderd over hun ongeloof.
Geloven was toen al helemaal niet evident. En het is dat nog niet. Christi fideles. Christengelovigen – zijn we dat middenin de concreetheid van ons leven? In een uitzending die we hier zagen – De ketter en de kerkvorst – hoorden we professor Etienne Vermeersch zeggen: De essentie van het christendom is de dood en de verrijzenis van Christus. Niet dat ik daaraan nog geloof, maar dit is de kern. En hij vervolgt: ik hou veel van Thérèse van Lisieux omdat ze voortdurend getwijfeld heeft. De laatste jaren van haar leven dacht ze dat er na het leven alleen nog een donkere nacht zou zijn. Daarop repliceerde Monseigneur Léonard: Ja, Thérèse werd erdoor verscheurd, zo erg dat ze met een kleine priem in de deur van haar kloostercel heeft gegraveerd: ‘Jezus, jij bent de enige liefde van mijn leven. Ze schreef dat omdat ze niets meer voelde. Ze wilde haar geloof belijden, ook al voelde ze helemaal niets. Thérèse blijft staan op de geloofsgrond met die sterke woorden: Jezus, jij bent de enige liefde in mijn leven.
Broeders en zusters, wij worden uitgenodigd op die geloofsgrond  te gaan staan, ook nu. Het is de grond van zijn aanwezigheid in ons leven ondanks alle bevraging van binnen en van buiten. En moge het ooit in onze oren klinken: Uw geloof heeft u genezen. Of – koemi – sta op – genezen van alles wat het leven afremt, stokt, terneer haalt - opgestaan het ware leven binnen. AMEN.
Abt Manu Sint Sixtus abdij Westvleteren