Homilie 17' zondag door het jaar B 2018
2 Kon, 4, 42-44 Ef. 4, 1-6 Joh. 6, 1-15
Ons verlangen, broeders en zusters, is ontworpen voor de genade. Het evangelie van deze zondag dat de wonderbare broodvermenigvuldiging verhaalt, bevestigt dat ons diepste verlangen alleen door God kan vervuld worden, en dat dit verlangen zonder Hem ten diepste gefrustreerd blijft. Want ons menselijk verlangen is ontworpen voor de genade en enkel daarvoor.
De wonderbare broodvermenigvuldiging, die vol verwijzingen zit naar het mysterie van de Eucharistie, is dan ook een teken. Alle wonderen bij de Evangelist Johannes zijn tekenen die nooit op zichzelf staan, maar verwijzen naar een andere, grotere en diepere realiteit. Het voornaamste verwijt dat Jezus de mensen maakt in de broodrede die volgt op de wonderbare broodvermenigvuldiging, en die we de volgende vier zondagen in partjes te horen zullen krijgen, Jezus’ voornaamste verwijt betreft juist het feit dat de mensen blind blijven voor de tekenwaarde van de broodvermenigvuldiging. Ze blijven steken bij het spectaculaire mirakel van het voeden van vijfduizend monden met slechts vijf broden en twee vissen, en ze willen Jezus uitroepen tot hun koning, hun keizer, hun garantie op brood en spelen waar het menselijk verlangen in zijn banaalste en massaalste vorm altijd en overal op uitloopt. Maar Jezus onttrekt zich aan deze platvloerse invulling van het menselijk verlangen en trekt zich terug in het gebergte, geheel alleen, d.w.z. alleen met zijn Vader.
Homilie geboorte Johannes de Dooper 24.06
Jes. 49,1-6 Hand. 13,22-26 Lc 1, 57-66.80
De langste dag van het jaar, midzomer, is van ouds gekoppeld aan het feest van Sint-Jan de Doper. Op vele plaatsen worden vuren ontstoken waarrond men danst en waar jonge stellen die willen huwen over moeten springen.
Vanaf 24 juni begint het daglicht op het noordelijk halfrond te korten, symbool voor Johannes de Doper die met het oog op Jezus verklaarde: “Hij moet groter worden maar ik kleiner”.
Johannes de Doper deelt met Jezus en Maria de bijzondere eer dat ook zijn geboorte liturgisch wordt gevierd. Bij alle drie die geboorten is er iets mis: ze verlopen niet op de gewone biologische manier. In het geval van Jezus hadden de ouders geen seksuele relatie; in het geval van Maria en Johannes heette het dat de ouders oud en onvruchtbaar waren.
Homilie Pinksteren 2018
Pinksteren 2018
Het vuur dat zich met Pinksteren over de leerlingen verdeelt is tegengesteld aan het vuur waarmee de mensen vandaag hun ik-identiteit benadrukken. Het Pinkstervuur bezielt de gelovigen om hun al te persoonlijke meningen te relativeren, al hun zorgen opzij te zetten, en een taal te spreken die iedereen verstaat, de taal van de Heilige Geest, die de moedertaal is van elke schepsel, van Parten, Meden en Elamieten, van allochtonen en autochtonen, van gelovigen en atheïsten, van geleerden en eenvoudigen. De taal van de Geest is immers de liefde en die taal is universeel; ze wordt verstaan door mens en dier, door planten en planeten, door al wat bestaat.
Homilie Heilige Familie B jaar 2018
Gen. 15,1-6; 21,1-3 Hebr. 11,8…19 Luc 2,22-40
Op het feest van de heilige Familie, broeders en zusters, staan we stil bij het gezin van Nazareth en bij de joodse context waarin Jezus opgroeide. Het evangelie van de Opdracht in de tempel illustreert hoe de kleine Jezus door een warm en oriënterend netwerk omringd werd, het netwerk van een gelovige Joodse cultuur. Zoals elke kind, kon ook Jezus alleen maar groeien in gelovig vertrouwen, binnen een veilig en wijs verband, waar hoofd, hart, handen en voeten bij betrokken zijn.
Homilie 20 augustus Sint-Bernardus
20 augustus Sint-Bernardus
‘Nader tot Christus, en je zult verlicht worden’: deze woorden zijn niet van Bernardus maar van kerkvader Ambrosius uit zijn beroemde Verhandeling over de maagdelijkheid. Maar ze lijken me volstrekt van toepassing op Bernardus, de feestheilige van vandaag. De jonge ridderzoon, Bernard van Fontaine, boog onder Stephen Harding, de derde abt van Cîteaux, zijn nek onder het zoete juk van Christus. Samen met zijn vijf broers werd hij van werelds rekruut tot ridder-van-Christus. Zijn oudere vriend, Willem van Saint-Thierry, wil in zijn biografie van de heilige vooral aantonen hoezeer Christus in Bernardus leeft en spreekt. Wat Paulus over zichzelf zegt ‘Neen, ik leef niet meer, het is Christus die leeft in mij leeft’ (Gal. 2,20) moet volgens Willem in volle zin ook aan Bernardus worden toegeschreven.
Homilie voor de 16' zondag jaar A 2017
Wijsh. 12,13.16-19 Rom. 8,26-27 Mt. 13,24-43
Alles hangt af van hoe je het bekijkt. Dat zouden wij kunnen concluderen bij het beluisteren van de parabels die Jezus ons vandaag in het Evangelie vertelt. Inderdaad, terwijl de knechten in eerste instantie naar het onkruid kijken, kijkt de Meester eerder naar wat goed is. Omdat de blik van de knechten gefixeerd wordt door al dat slechte gewas dat welig tiert tussen de tarwe, zijn ze diep ontgoocheld en geven ze blijk van hun teleurstelling. Liefst zouden ze alles willen uitrukken of platbranden om opnieuw te beginnen. Maar de Meester laat zijn blik rusten op het goede, op al dat mooie, op wat hoop geeft. Het onkruid neemt Hij erbij. Dit verschil in beoordeling en appreciatie speelt niet alleen voor de realiteit van het Koninkrijk; het zijn twee wereldvisies, twee visies ook op de mens.
Want worden ook wij soms niet door ongeduld bevangen, wanneer we vaststellen dat gebeurtenissen, personen of simpelweg ons eigen leven en lichaam niet in het minst beantwoorden aan onze verwachtingen? En drijft het ongeduld dat ons dan bevangt, ons soms ook niet tot het breken van het geknakte riet en het doven van de kwijnende vlaspit? (Jes. 42,3; Mat. 12,20) In zijn hoofdstuk over de abt, schrijft Benedictus dat deze bij zijn broeders het geknakte riet niet moet breken en het beste middel daartoe is zich bewust te zijn van eigen kwetsbaarheid.