Homilie 8 december 2017, Maria Onbevlekt Ontvangen

Homilie 8 december  Maria Onbevlekt Ontvangen

Mens, waar zijt gij?
Zusters en broeders,
De Heer God riep de mens en vroeg hem: ‘Waar zijt gij?’ God op zoek naar de mens. Een God die naar mensen verlangt. Een God die uit is op ontmoeting. Mensenkinderen – uitverkoren. Of zoals het staat in de tweede lezing uit de brief aan de Efeziërs: In Christus heeft God ons uitverkoren vóór de grondlegging der wereld om heilig en vlekkeloos te zijn voor zijn aangezicht. In liefde heeft Hij ons voorbestemd zijn kinderen te worden door Jezus Christus. Beseft de mens dat hij die waardigheid heeft? Kan de mens zo’n verlangen aan? Van de eerste mens wordt verhaald dat hij bang was. Bang omdat hij naakt is en daarom verbergt hij zich voor God. En dan dat wondere woord van God: ‘Wie heeft u verteld dat gij naakt zijt?’ Alsof God dat niet weet, alsof God zijn schepsel niet kent. Maar God kan de naaktheid van de mens aan. Meer zelfs: mens zijn ís naakt zijn – broos – breekbaar – aanraakbaar. Zó is de mens geschapen: openstaand naar, ontvankelijk. Maar wel in vrijheid – God weet dat we broos zijn. Hij breekt niet in. Hij breekt nooit in. Hij klopt aan de deur van het mensenhart. En de mens is vrij om al dan niet te openen. Van nature ontvankelijk, maar verbonden met ons kiezen. Het doet de zalige Jan van Ruusbroec schrijven: Het eerste en kostbaarste dat in een mens is, dat is ‘zijn verkiezen’. Dat wil God hebben. God verlangt naar de mens. Maar de eerste mens heeft nee gezegd. Adam – de eerste mens – en Eva – de moeder van alle levenden – hebben nee gezegd.
Het verhaal van God en de mens

eindigt hier niet. Zijn verlangen blijft. Hij zal telkens  opnieuw beginnen: Kaïn, Abel, Noach, Abraham, Izaäk, Jakob – Israël, zijn volk, Mozes, rechters, koningen en profeten. Een geschiedenis van trouw en ontrouw, van overgave en weerstand, van toewending en afwijzing, van bekering en weigering. God geeft niet op. God geeft nooit op. Hij komt telkens weer naar de mens toe. Hij daalt steeds dieper af om de mens te vinden waar de mens is. Hij wil ons uiteindelijk menselijk ontmoeten. Maar ook hier weer met een oneindige eerbied voor wie de mens is. Hij wil mens worden, maar niet los van de mens. Geboren uit een vrouw, schrijft Sint Paulus, geboren onder de wet. En daartoe kiest Hij iemand uit. Van Godswege werd de engel Gabriël gezonden naar Nazaret, tot een maagd, die verloofd was met een man die Jozef heette, uit het huis van David; de naam van de maagd was Maria. De engel trad bij haar binnen en sprak: ‘Verheug u, Begenadigde, de Heer is met u.’ Maria schrok van dat woord en vroeg zich af wat die groet toch wel kon betekenen. ‘Verheug u, Begenadigde, de Heer is met u.’ Diepe messiaanse vreugde – een vreugde die in het Oude Verbond te maken heeft met het komen van de Heer. ‘Begenadigd’ – wat gewoonlijk vertaald wordt als ‘vol van genade’ – ‘gratia plena’ van de Vulgaat. Maar het is een Griekse werkwoordvorm – een passieve verleden tijd. Het betekent dat de persoon op wie het werkwoord betrekking heeft – dus Maria – door de genade is veranderd, omgevormd. Maria is totale ontvankelijkheid – één en al genadigheid – één en al uitstaand naar. En de engel voegt er nog aan toe: ‘de Heer is met u’.  Want die openheid, die ontvankelijkheid heeft te maken met de aanwezigheid van de Heer. Uitverkiezing, totale ontvankelijkheid, maar met eerbied voor wie de mens is. God zoekt iemand die in naam van de mensheid  instemt met zíjn werk, uiteindelijk ja zegt. Hij nodigt ook hier weer uit. De engel zegt: Gij hebt genade gevonden. Gij zult een zoon ter wereld brengen. Maria vraagt: Hoe zal dit geschieden? De engel legt verder uit. Geduldige dialoog die zoekt naar instemming. EN de instemming komt: Fiat! Zie de dienstmaagd van de Heer, mij geschiede naar uw woord.  Onbevlekt ontvangen, voorbereid, weerstanden weggenomen, maar de vrijheid blijft. God klopt aan. Begenadigd – alles  ontvangen – maar van daaruit geheel en al ontvankelijk willen zijn… en een ja-woord, dat weer die totale openheid voor Gods werk uitdrukt: mij geschiede naar uw woord: laat wat u zegt aan mij gebeuren.
God wordt mens en het wordt voorbereid in een mens. Maar met het oog op de mensheid, op onze verlossing, onze redding. De eerste mens zei nee. Maar nu komt er een ja dat de mens geneest. En dit ja is de opstap voor Hem in wie enkel ja was en is – Christus Jezus, onze Heer. Amen.abt. Manu