Homilie Nieuwjaar 2019


Het kind ontving de naam Jezus,
zoals het door de engel was genoemd,
voordat het in de moederschoot werd ontvangen.

Zij zal een zoon ter wereld brengen,
die gij Jezus moet noemen, 
want Hij zal zijn volk redden uit hun zonden.

Zusters en broeders,

Nieuwjaar – hoogfeest van de Moeder Gods – maar evenzeer een gedenken van de besnijdenis en de naamgeving van Jezus acht dagen na Kerstmis. Het Kind krijgt de naam ‘Jezus’, wat in vertaling betekent: ‘God redt’.
Op Nieuwjaarsdag wordt ons aangezegd: God redt. Nieuwjaar – een nieuw begin – toekomst – wat naar ons toe komt. Nieuwheid, toekomst – het komt van elders. Het is meer dan wat wij zelf maken en wij er zelf van maken. Wij redden onszelf niet. Wij redden het zelf niet. God redt. Wij worden uitgenodigd vooruit te zien en niet te blijven vastzitten aan wat was. In de voorbije adventsperiode klonk meerdere keren de bede: Heer, bevrijd ons uit de macht van het verleden. Dus speuren naar wat voor ons ligt: toekomst – God redt.


Ik moet daarbij denken aan de Jongerensynode die in het voorbije jaar plaats vond en waar de Kerk bewust keek naar haar toekomst, naar de jongeren die de toekomst zijn. Enkele zaken hebben me daarbij bijzonder getroffen en ik vermoed dat ze ons kunnen helpen om naar onze toekomst te kijken als gemeenschap, als gezin, als samenleving, als persoon.
Een eerste iets dat me trof was de vaststelling dat wij i.v.m. de toekomst heel vaak de vraag stellen: ‘Wat moeten wij doen?’ Ik denk dat wij dat ook kennen als gemeenschap met de opgaven waar we nu voor staan: ‘Wat moeten we doen? Welke stappen moeten wij nu als gemeenschap zetten? Maar is dat de goede vraag? Of beter nog: is dat de eerste vraag? In de synode klonk het dat de eerste vraag is: ‘Wie moeten wij zijn? of ‘Wie mogen wij zijn?’ Eerder een identiteitsvraag dan een activiteitsvraag. Wie zijn we? Wie zijn we hier als gemeenschap? Spontaan kwam bij mij op: wij zijn hier nu als kerk, als kerkgemeenschap, als klein kerkje van Sint-Sixt. Verzameld rond Jezus Christus – een gemeenschap die weet en zoekt te leven vanuit ‘God redt’. Kerk – Lichaam van Christus. Ik herinner me nog met emotie hoe wij als gemeenschap ooit de oefening deden om onze eigen plek te kiezen in dat Lichaam. Schroomvol nam elkeen zijn plaats in: oor, neus, longen, hart, handen, armen, buik, benen, voeten, zelfs blinde darm. Tot een broeder opmerkte: ‘We hebben geen hoofd!’ Maar wie is het hoofd? Jezus, God redt. Wij zijn ledematen van dat Lichaam; wij zijn kinderen van God. Ik hoorde in de voorbije dagen een voorbede, die mij echt raakte: een bede om het kindschap Gods. Als we daarin groeien, worden we wie we zijn! God zond immers zijn eigen Zoon om ons vrij te maken, zodat wij de rang kregen van kinderen, zegt Sint Paulus ons in de tweede lezing.
Toekomst vinden wij bij Jezus, bij Hem die naar ons  toe gekomen is. Hij is het hoofd. Wij zijn het Lichaam. Wij zijn van Hem. Elk van ons en wij samen. Dat brengt mij bij een ander accent dat sterk naar voren kwam tijdens de synode: kerk zijn is samen op weg gaan, waarbij Paus Franciscus opmerkte: niet zo moeilijk om onder woorden te brengen wat het betekent, maar helemaal niet gemakkelijk om in praktijk te brengen. Een synodale kerk is een luisterende kerk. In een gemeenschap waar men samen wil op weg gaan, wordt geluisterd. Broeders en zusters, wij zijn zo verschillend (arm, voet, oor, hart, …). Wij verlangen zo naar het gelijke, het gelijkgezinde, hetzelfde. Paus Franciscus zei nog op Kerstmis – en het haalde zelfs onze media -: Verscheidenheid van mensen is een rijkdom, geen gevaar”. In de grote wereld, maar evenzeer in onze kleine wereld. Echt luisteren naar elkaar: de woorden achter de woorden, wat de ander meedraagt en verdraagt. Luisteren en beluisterd worden. Wij moeten het leren – telkens, telkens opnieuw. Wij zijn zó anders. Dat echt aanvaarden – een levenswerk! Luisteren naar elkaar in het besef dat we dan pas samen op weg zijn als medetochtgenoten. Het is een nederig luisteren – ten diepste luisteren naar wat de Geest in ons zegt. Want daarom gaat het: de Geest in ons. Wij hoorden Sint Paulus ons toezeggen: Omdat ge kinderen zijt, heeft God de Geest van zijn Zoon, die ‘Abba, Vader!’ roept, in ons hart gezonden.  In een  gemeenschapsgesprek zijn er geen winnaars en verliezers, als we uitkomen bij wat de Geest ons zegt. De zalige Guerric spreekt over de communiteit als een auditorium Spiritus sancti. Als dat mag gebeuren, dan is er toekomst.
Samen op weg gaan. Nog een laatste woord over dat ‘samen’ – samengeroepen als wij zijn door de stem van God. Wij hebben elkaar nodig. Wij zijn niet geschapen om alleen door het leven te gaan. We hebben leiding en begeleiding nodig: naaste mensen die ons stimuleren, bemoedigen, voorgaan, meegaan, soms corrigeren. Sint Benedictus geeft ons in het 72ste hoofdstuk van zijn Regel ‘gulden regels’ om dit samen als gemeenschap gestalte te geven. Dom Ambroos Verheul noemde ze ooit bouwstenen om als broeders samen te leven. Mag ik er enkele aanhalen als een soort nieuwjaarswens:     - wedijveren in eerbied voor elkaar
- elkanders zwakheden, lichamelijke zowel als morele, met het     grootste geduld verdragen
- niemand zoeke wat hij voor zichzelf voordelig acht, maar veeleer wat goed is voor de ander
- volstrekt niet stellen boven Christus, die ons allen tezamen moge geleiden tot het eeuwige leven
Amen. Zalig Nieuwjaar!
Abt. Manu