Homilie Witte Donderdag 2019



INLEIDING

      In de naam van de Vader en de Zoon en de heilige Geest. AMEN.
          De genade van de Heer Jezus Christus, de liefde van God en
          de gemeenschap van de heilige Geest zij met u allen. EN MET UW GEEST.

Vurig heb Ik ernaar verlangd, éér Ik ga lijden, dit paasmaal met u te eten.
Broeders en zusters, woorden van Jezus aan zijn leerlingen, woorden van Jezus aan ons op deze laatste avond. Hij wil bij ons zijn. Hij wil maaltijd met ons houden. Laten wij ons daarom klaar maken om bij Hem te zijn. Laten we wegdoen of beter laten wegnemen, wat die ontmoeting in de weg kan staan.
Daartoe keren we ons tot God om deze heilige Eucharistie goed te kunnen vieren:
Ik belijd …

Moge de almachtige God zich over ons ontfermen, onze zonden vergeven,
en ons geleiden tot het eeuwige leven. AMEN.

HOMILIE

In die tijd kwamen er tollenaars en zondaars van allerlei slag bij Jezus om naar Hem te luisteren. De Farizeeën en de Schriftgeleerden morden daarover en zeiden: ‘Die man ontvangt zondaars en eet met hen’.

Zusters en broeders,

Deze evangeliewoorden hoorden we op de vierde zondag van de veertigdagentijd en ze vormen de inleiding op drie heel gekende parabels van Jezus: het verloren schaap, de verloren drachme en de verloren zoon / of liever: de verloren zonen. Jezus houdt tafelgemeenschap met mensen, die niet deugen – mensen met wie het op één of andere manier is misgegaan. En het is niet even terzijde dat Jezus zo doet. Nee, het is een constante in zijn openbaar leven. Daartoe is Hij gekomen. Markus verhaalt het al in het begin van zijn evangelie: Terwijl Jezus eens bij Levi te gast was, lag met Hem en zijn leerlingen ook een groot aantal tollenaars en zondaars aan, want er waren velen die Hem volgden. En ook daar vragen de farizeese Schriftgeleerden: Hoe kan Hij eten met tollenaars en zondaars? Jezus antwoordt daarop: Maar juist daartoe ben Ik gekomen. Ik ben niet gekomen om mensen te roepen waar niets aan mankeert, maar mensen bij wie het is misgegaan.



Ook deze avond gedenken we een tafelgemeenschap met Jezus – de laatste keer. Wij mogen die tafelgemeenschap meemaken, mee aanzitten. En wel als de mensen die we zijn met onze eigenheden en eigenaardigheden. Zoals toe ook de tafelgenoten waren wie ze waren: Petrus, die Jezus zal verloochenen, Johannes aan Jezus’ borst, Judas, de vriend van het laatste uur, die Hem zal verraden, de andere leerlingen die Hem in steek zullen laten. Jezus zit met hen aan tafel en wil hen nog een bewijs geven van zijn liefde tot het uiterste toe. Want wat brengt Jezus tot die tafelgemeenschap met mensen zoals ze zijn – de verloren schapen, de verloren zonen. Jezus heeft hen lief! Jezus wil uiting geven aan een liefde, waarin en waarvan Hijzelf zozeer leeft. Gij zijt mijn Zoon de Veelgeliefde. Tu es mon Fils bien-aimé, en qui J’ai mis tout mon amour,  zoals een Franse vertaling het aangeeft. Jezus is bewoond door de liefde van zijn Vader. En als  Zoon toont Hij ons de Vader. Gisteren hoorden we nog in de vespers: De liefde die God is, heeft zich onder ons geopenbaard, doordat Hij zijn enige Zoon in de wereld gezonden heeft om ons het leven te brengen… Hij heeft zijn Zoon gezonden om door het offer van zijn leven onze zonden uit te wissen. Broeders en zusters, om die liefde gaat het deze avond. Jezus wil er uiting aan geven tot het uiterste toe. Hij toont dat, Hij doet dat in twee handelingen: de voetwassing en de eucharistie.

De voetwassing – Hij – de Zoon – knielt neer aan onze voeten. Hij wil onze zonden wegwassen. Hij wil wegwassen wat zonde echt is: verhinderaar van liefde – een sta in de weg om liefde toe te laten en om lief te hebben. Hij wil ons reinigen om ons liefdes bekwaam te maken. Maar laten wij zo’n liefde toe – een liefde die voor ons buigt, een liefde die aan onze voeten ligt? Petrus heeft er moeite mee: Heer, wilt Gij mij de voeten wassen? Nooit in der eeuwigheid zult Gij mij de voeten wassen! Jezus dringt aan én zegt ook waarom: Als gij u niet door Mij laat wassen, kunt gij mijn deelgenoot niet zijn. Alleen als wij laten wegnemen wat de liefde hindert, kunnen wij bij Jezus horen. Zusters en broeders, Hij wil echt wegnemen, wegwassen wat ons hindert.

De eucharistie toont dit eveneens: Dit is mijn lichaam, dat voor u gegeven wordt: dit is mijn bloed dat voor u en alle mensen wordt vergoten tot vergeving van hun zonden. Jezus, het Lam Gods, dat wegdraagt de zonden van de wereld. Op diezelfde vierde zondag van de veertigdagentijd hoorden we Sint Paulus in zijn tweede brief van de Korinthiërs: God heeft ons door Christus met zich verzoend… Ja, God was het die in Christus de wereld met zich verzoende: Hij telde de fouten van de mensen niet… Hem die geen zonde heeft gekend, heeft Hij voor ons tot zonde gemaakt, opdat wij door Hem Gods eigen heiligheid zouden worden. Zó maakt Jezus ons deelgenoot: Hij wast weg - Hij draagt weg – uit liefde – om ons binnen te brengen in de liefde waarin Hij leeft. Meer nog daartoe is Hij gekomen en daartoe geeft Hij zich aan ons tot het uiterste toe. Broeders en zusters, Hij heeft ons lief.

Aus Liebe will mein Heiland sterben, hoorden we in de Matteüspassie: Uit liefde wil mijn Heiland sterven. Liefhebben – Sonst hat mein Jesus nichts getan. Iets anders heeft mijn Jezus niet gedaan. Die liefde komt nu naar ons toe in de voetwassing en in de eucharistie. AMEN.