Homilie pasen 2019

Hoog eer ik U, o Heer,
want Gij hebt mij ontheven,
Gij maakte dat mijn vijand
het lachen heeft verleerd.
Ik heb, o Heer, mijn God,
tot Ù in nood geroepen:
Gij hebt mij nieuw gemaakt.
O Heer, Gij deed herrijzen
mijn leven uit de doden:
of Gij mij had herschapen
ben ik het graf ontgaan.
Ik riep U aan, o Heer,
bad mijn Heer om ontferming:
‘Wat wint Gij met mijn heengaan,
mijn dalen in de groeve?
Kan ooit het stof U loven,
kan het uw trouw ooit melden?
Hóór mij, o Heer, heb deernis;
wees Gij, o Heer, mijn helper.’


En toen hebt Gij veranderd
mijn rouwgang in een reidans,
mijn sombere dracht ontgord
en mij gekleed in vreugde.
Zó zingt mijn ziel voor U
haar psalmen bij de harp:
mijn stem zal niet meer zwijgen.
O Heer, Gij zijt mijn God.
U mag ik eeuwig loven.’

Vergeef me, zusters en broeders! Er klonken al zovele woorden uit de Schriften – deze nacht, deze morgen en nu in deze eucharistie. En dan een bijna hele psalm er nog boven op. Maar ik kan niet anders. Psalm 30 – zozeer een paaslied dat Jezus zelf zingt op deze morgen naar zijn Vader toe. Hij, de Heer, heeft zich met ons, mensenkinderen, vereenzelvigd. Hij is afgedaald in onze lage staat. Hij is één met ons geworden – mensenkind onder mensenkinderen. Zelfs nog meer – we hoorden het op Witte Donderdag: Hij die geen zonde heeft gekend, heeft God voor ons tot zonde gemaakt. En wel om onzentwille, om ons te redden, om ons te verlossen, te bevrijden, om ons nieuw leven te geven.
Psalm 30 mag dat vertolken. We zingen deze psalm elke zondagnacht – dit wekelijks gedenken van Christus’ verrijzenis, van de gave aan ons van nieuw en eeuwig leven. En wij zongen hem deze nacht als antwoordpsalm op die wondere vierde lezing van de paaswake: De Heer en zijn volk – de Bruidegom en de bruid. Een verlaten, zielsbedroefde vrouw zijt gij, maar de Heer roept u weer bij uw naam. Want – zo zegt uw God – kan iemand de geliefde van zijn jeugd verstoten? In een plotselinge opwelling heb Ik u in de steek gelaten, maar met een grote barmhartigheid zoek Ik u weer op. In een vlaag van toorn heb Ik voor een ogenblik mijn aangezicht van u afgewend, maar – zo spreekt de Heer, uw Verlosser – met een eeuwige liefde ontferm Ik Mij weer over u.
Jezus is geheel aan onze kant komen staan. Maar Hij werd niet begrepen. En toch is Hij doorgegaan – liefde tot het uiterste. Veracht en door mensen verstoten, Man van smarten en door lijden gerijpt… Toch waren het onze pijnen die hij droeg en onze smarten die hij op zich nam… Hij is doorboord om onze zonden, mishandeld om onze misdaden, want op hem rust de straf voor ons heil.
Broeders en zusters, Hij is echt aan onze kant komen staan. Nooit willen wij vergeten, hoe Hij één werd met ons in lijden en dood. Onze last maakte Hij tot de zijne, zijn trouw werd de onze. De Vader heeft geantwoord: Gij, Heer, deed herrijzen mijn leven uit de doden, of Gij mij had herschapen, ben ik het graf ontgaan. De Heer leeft! Hij die is afgedaald, is opgestegen. Hij die is neergedaald ter helle, is verrezen uit de doden. Neerdalend riep Hij tot zijn Vader: Wat wint Gij met mijn heengaan, mijn dalen in de groeve? Kan ooit het stof U loven? Kan het uw trouw ooit melden? De Vader antwoordde: Met een eeuwige liefde ontferm Ik Mij weer over u. Met een eeuwige liefde heb Ik u lief! Opstanding – de Heer is verrezen! Maar wel als eersteling van hen die ontslapen zijn. Wij, wij mogen volgen. In Jezus’ verrijzenis zijn wij mede betrokken. Ook onze rouwgang verandert in een reidans, ook onze sombere dracht wordt ontgord en wij worden gekleed in vreugde. Christus is opgestaan. De Levende in ons midden. Zijn stem zal niet meer zwijgen. Want zíjn God is onze God – ook wij mogen Hem eeuwig loven.
Zusters en broeders, woorden uit de Schriften. Het mogen op deze Paasmorgen onze woorden worden. Jezus, de Levende, vult ze met zijn leven. En ons is dit tot nieuw leven. Zó zingt mijn ziel voor u haar psalmen bij de harp! Psalmen begeleiden ons als christenen, voor ons, als monniken, dag in, dag uit. Psalmen zijn gezellen in lief en leed, en wat meer is, zij zijn vertolkers van wat God zelf als Gezel betekent. Jezus, de Levende, de Zoon van de levende God is onze Levensgezel – nu, morgen en heel ons leven. AMEN! ZALIG PAASFEEST!  abt. Manu