Homilie 16 ° zondag jaar C 2019
Het woord is dichtbij,
in uw mond, in uw hart.
Gij kunt het volbrengen.
Ontzagwekkend, gerechtigheid zelf,
komt uw woord tot ons,
God die ons redde.
Gij, toeverlaat – tot de einden der aarde,
tot de verste grenzen der zee.
Zusters en broeders,
Zó zongen wij vorige zondag op einde van de eucharistie. En het refrein hoorden we zelfs een aantal keren. Het klonk als de bezegeling van de evangelieboodschap over de barmhartige Samaritaan: Ga dan en dóe gij evenzo.
Ook voor ons – het woord is dichtbij – gij kunt het volbrengen. Het verhaal van deze zondag volgt in het Lucasevangelie naadloos op het verhaal van vorige zondag. Jezus op bezoek bij Marta en Maria. Het woord is dichtbij, in uw mond en in uw hart. Ontzagwekkend, gerechtigheid zelf, komt het woord tot ons, God die ons redde. Jezus – God redt! Gij, toeverlaat – tot het einde der aarde, tot de verste grenzen der zee. Jezus - God redt – bezoekt de mens én wordt ontvangen. Marta, druk benomen door het bedienen; Maria, zittend aan Jezus’ voeten, luisterend naar zijn woorden. Marta doet! Gezorgd en druk! Maria doet niets. Ga dan en dóe gij evenzo! Marta doet! En Jezus zegt: Maria heeft het beste deel gekozen, en het zal haar niet ontnomen worden. Hoe moeten we dat aan elkaar rijgen? Hoe dat te begrijpen?
Het eerste is. Jezus bezoekt de mens. Ik heb het hier al vaker gezegd: Jezus doet God. In Jezus zien we God aan het werk. God bezoekt de mens. Hij wil zijn waar wij, mensen, zijn: God-met-ons. En de mensen ontvangen Jezus. Een vrouw die Marta heette, ontving Hem in haar woning. En Lucas voegt er aan toe: Maria, gezeten aan de voeten van de Heer, luisterde naar zijn woorden. Mag ik het zo zeggen: Marta ontving Jezus in haar huis; Maria ontving Jezus in haar hart. Als ik al zei : Marta doet en Maria doet niets, is dat niet juist. Marta bedient. Zeker! Maar Maria luistert. Ook luisteren is een werkwoord en wellicht een heel belangrijk werkwoord. Ik moet daarbij terugdenken aan woorden van Moeder Teresa van Calcutta uit een brief aan haar zusters:
Soms maak ik me zorgen over sommigen onder jullie die nog niet echt Jezus ontmoet hebben – een ontmoeting van hart tot hart. Zeker we kunnen heel wat tijd doorbrengen in de kerk, maar heb jij met de ogen van je hart al gewaar geworden met welke genegenheid Hij je aankijkt? Heb je al echt kennis gemaakt met de levende Jezus – niet de Jezus van de boeken, maar de Jezus die tot je spreekt – heel persoonlijk? Heb je Hem al gehoord – Zijn woorden tot jou gericht?
Vraag deze genade! Ik weet: Hij - de Heer – verlangt er zo naar deze genade te geven. Zolang je Jezus nog niet gehoord hebt in de stilte van je hart, kun je Hem ook niet horen zeggen ‘Ik heb dorst’ in het hart van je medemens. Deze dagelijkse, ja deze intieme ontmoeting met Jezus – laat die nooit los, en wel met Jezus als de Levende, niet met Jezus als idee.
Ons hart heeft dat nodig, willen we echt leven – als christen, als mens - ! Zo nodig als ons lichaam zuurstof nodig heeft. Als dat er niet is, zal ons gebed verveling worden en stilaan gaan afsterven en wordt onze meditatie gedachtenspinsels. Jezus wil dat elkeen van ons Hem hoort in de stilte van het hart.
En nog iets. Wij weten ook dat er in ons leven obstakels zijn die dat persoonlijke ontmoeten verhinderen. Schenk daar aandacht aan. Obstakels kunnen weggenomen worden. (23 maart 1993)
Zusters en broeders, beklijvende woorden, die ons op het spoor mogen zetten om goed te begrijpen wat Jezus tot Marta zegt: Marta, Marta, wat maakt gij u bezorgd en druk over veel dingen. Slechts één ding is nodig. Maria heeft het beste deel gekozen en het zal haar niet ontnomen worden. Het beste deel is de ontmoeting met Jezus – het diepe besef: Hij is er; Hij spreekt tot mij en vanuit die Christusverbondenheid richt ik mijn leven in. Het beste deel: bij Hem verwijlen, luisteren naar Hem, halt houden om met Hem te spreken en een diep weten dat zijn aanwezigheid voor mij allesbepalend is. Dan krijgt Jezus de plaats die Hem toekomt. Heer en Meester van mijn leven, zoals de heilige Efrem Hem noemt. En als Hij Heer en Meester mag zijn in ons leven, dan is ons bidden een zijn bij Hem, luisterend, kijkend naar Hem en dat wordt ons doen, onze arbeid, onze inzet, onze zorg, niet een tegenstelling met ons bidden, maar een gevolg, een uitbloei – een gaan naar de medemens vanuit de ontmoeting met Jezus, die ons op het spoor zet van zijn gezindheid. Het staat naar mijn aanvoelen heel juist uitgedrukt in het openingsgebed dat de Kerk ons geeft voor deze zondag:
Heer God,
door Jezus, uw Zoon, leert Gij ons dat echte dienstbaarheid
haar oorsprong vindt in onze toewijding aan U.
Wij vragen U:
maak ons bereid te luisteren naar zijn woord;
dat wij ons hart openstellen voor onze broeders en zusters
en ons brood met hen breken.
Dan zult Gij ons gastvrijheid verlenen
en ons eenmaal opnemen in uw eeuwige woning.
Door Christus onze Heer.
Amen! Het zij zo!
Abt. Manu