Homilie 20' zondag C 2019
Vuur ben Ik op aarde komen brengen
en hoe verlang Ik dat het reeds oplaait!
Meent gij dat Ik op aarde vrede ben komen brengen?
Neen zeg Ik u, juist verdeeldheid.
Zusters en broeders,
Woorden van Jezus uit het Lucasevangelie – uit het evangelie van Gods barmhartigheid, van Gods tederheid – zoals het Lucasevangelie soms genoemd wordt.
De evangeliewoorden van deze zondag tonen precies toch een andere kant. En ook die kant heeft ons iets te zeggen. Zo zijn er trouwens meerdere teksten in het Lucasevangelie. Al bij de aanvang lezen we in het kindheidsevangelie: Simeon zei tot Maria: “Zie, dit kind is bestemd tot val of opstanding van velen in Israël, tot een teken dat weersproken wordt, opdat de gezindheid van vele harten openbaar moge worden.”
(Lc 2, 34-35)
Deze woorden van Simeon kunnen een goede poort zijn om het evangelie van vandaag binnen te gaan. Jezus spreekt over verdeeldheid tussen mensen door zijn komst, maar misschien moeten we eerst kijken naar wat er binnen in ons gebeurt, in ons eigen hart: onze innerlijke verdeeldheid, het samenwonen in ons van verschillende gezindheden.
Twee weken geleden hoorden we Sint Paulus spreken over de oude en de nieuwe mens. Zusters en broeders, er is in ons innerlijke verdeeldheid. Als gedoopten zijn we nieuwe mensen – heel zeker – maar elk van ons weet dat de oude mens met zijn aardse gedragingen ook nog ons deel is. Er heeft in ons een strijd plaats om dag aan dag die nieuwe mens te worden, christen te worden. Zuster Minke de Vries schrijft: Wij moeten voortdurend tegen onszelf zeggen dat wij eenvoudig niet ‘aan de goede kant’ staan. Het kwaad ligt niet bij de ander omdat hij anders is, bij een ander volk, een andere cultuur, een andere godsdienst, een andere kerk, of de ander die een agnosticus of een atheïst is. Het kwaad is ook niet de wereld. Nee, het kwaad zit ín ons. Dààr moeten wij de strijd leveren en de keuze van onze doop waarmaken. Dààr moeten wij weerstaan aan het kwaad, aan de ‘Satan en zijn werken’, de kiemgrond van een ik, een ego dat niets anders ziet dan zijn eigen identiteit en om dat te verdedigen tot alles in staat is. Wij hebben een antwoord op die angst die ons soms dieper aangrijpt dan wij zouden willen: terugkeren naar onze diepste identiteit, namelijk dochters en zonen van God zijn, zusters en broeders van onze Heer Jezus Christus. Dus, de oude mens durven zien – het is goed in eigen hart te kijken. Sint Bernardus die we overmorgen vieren, spreekt over de vrees van het zelfbehoud, de zelfgenoegzaamheid, het aan zichzelf genoeg hebben. De heilige Maximus Confessor zegt zelfs: Degene die de moeder van alle passies, dat is de zelfliefde, verwerpt, kan met Gods hulp gemakkelijk ook de andere passies verwijderen, zoals woede, triestheid, wrok en de rest. Degene die daarentegen door de eerste passie wordt beheerst, wordt door de andere passies verwond, zelfs als hij dat niet wil. De zelfliefde strijdt tegen de gezindheid van Jezus Christus, die met ons doopsel in ons hart is opgewekt.
De tweede lezing uit de Hebreeënbrief geeft ons aan hoe wij die strijd kunnen en mogen aangaan. Zie naar Jezus, de aanvoerder en de voltooier van ons geloof. Naar Jezus opzien, altijd opnieuw kijken naar de aanvoerder en voltooier van ons geloof. Zijn gezindheid onze gezindheid laten worden. Hem volgen, bij Hem zijn, doen wat Hij ons heeft voorgedaan. Want daarvan mogen we vertrekken. Hij is er, de Levende in ons midden. Wanneer we zoeken te leven in zijn tegenwoordigheid, dan valt Zijn licht op ons leven en dan wordt de gezindheid van ons hart openbaar. Dan zien we wat de weg ten leven is en dan zien we ook wat er ons wil van afbrengen. We leren onderscheiden: we zien waar de oude mens met zijn aardse gedragingen speelt, we herkennen de zelfliefde, de eigenliefde. We zien wat ons verdeelt.
Broeders en zusters, maar daar tegenin gaan – dat is strijd. Ook daarover spreekt ons de tweede lezing – juist in de navolging van Jezus: In plaats van de vreugde die Hem toekwam, heeft Hij een kruis op zich genomen… Denkt aan Hem die zoveel tegenwerking van zondaars te verduren had; dat zal u helpen om niet uit te vallen en de moed niet op te geven. Uw strijd tegen de zonde heeft u nog geen bloed gekost. Dat toont ons ook de ernst van die strijd. Het is de weg van Jezus zelf: Als de graankorrel niet in de aarde valt en sterft, blijft hij alleen; maar als hij sterft, brengt hij veel vrucht voort (Joh12,24).
En zo pas gaan we in tegen de verdeeldheid tussen ons in. Groeien in eenheid, de verdeeldheid achter ons laten, vraagt evenzeer dat sterven aan onszelf, de weg van de graankorrel, een weg naar beneden. Of om het met de woorden van Dietrich Bonhoeffer te zeggen: Steeds dieper afdalen, in de kleinheid, in de onaanzienlijkheid – zichzelf vergetend. Op deze weg eerst ontmoeten wij Jezus Christus, nergens anders. En trekt hij voor ons uit, de aanvoerder en voltooier van ons geloof. AMEN. Abt. Manu.