Homilie voor de 24 ste zondag door het jaar B


13 september 2015

 Wie is Hij toch?
En gij, wie zegt gij dat Ik ben?

 Broeders en zusters,

 Die vraag – wie is Jezus? – daarover gaat het evangelie van deze zondag. En we horen ook het antwoord – het antwoord gaf Petrus: Gij zijt Christus. Op het eerste gezicht heel eenvoudig: een vraag én het antwoord. Maar ligt het zo eenvoudig? Blijkbaar niet, als we het evangelie van vandaag in zijn geheel beluisteren.
Wie is Jezus?
Gaat om meer dan een vraag naar zijn identiteit. Jezus zegt immers: En gij, wie zegt gij dat Ik ben? Het is de vraag: “Wie is Jezus in mijn leven? Wie is Jezus in ons leven? Wie is Hij voor mij?” En misschien mag ik zelfs zeggen: “Is Hij Iemand voor mij? Speelt Hij een rol in mijn leven? Is Hij een medespeler? Heeft Hij de hoofdrol? Of is Hij één van de figuranten?” Als ik die vraag zo stel, dan blijkt dat de identiteit van Jezus nooit los verkrijgbaar is. Zeggen wie Hij is heeft gevolgen voor mezelf, voor het omgaan met mezelf, met de anderen en met God.

Gij zijt Christus. Wanneer Petrus dit antwoord geeft, ontkent Jezus dat niet. Maar Hij verbood hun nadrukkelijk iemand hierover te spreken. Alleen maar zeggen wie Jezus is. Alleen maar woorden in de mond. Het is te weinig. Het is zelfs gevaarlijk, want hoe vlug zitten we dan in ideeën en idolen, in ideologie, in woordenstrijd, in gelijk en ongelijk? Petrus zegt: Gij zijt Christus. Jezus geeft daarop zelf weer Wie Hij is – niet in een definitie, maar in wat het leven met Hem doet en zal doen. Hij begon hun te leren dat de Mensenzoon bestemd was veel te lijden en door de oudsten, de hogepriesters en de Schriftgeleerden verworpen moest worden, maar dat Hij, na ter dood te zijn gebracht, drie dagen later zou verrijzen. En Marcus voegt er aan toe – dit in tegenstelling tot het zwijgen dat Jezus vroeg: Hij sprak deze woorden zonder terughoudendheid. Jezus zal die woorden in het vervolg van het evangelie nog tweemaal herhalen. Jezus spreekt over de weg die Hij te gaan heeft: een lijdensweg, een weg die samenhangt met miskenning, verwerping, maar die wel een einder heeft in de verrijzenis. Dat is geen definitie; dat zijn geen weetjes over Hem.

Jezus’ levensweg is een lijdensweg, een kruisweg. En echt, het gaat hier bij niet om een negatieve levensingesteldheid, maar om het feit dat moeite, tegenheden, lijden deel uit maken van waarachtig leven. En waarom is dat zo? Omdat Jezus weet waartoe Hij gezonden is. Zozeer heeft God de wereld liefgehad dat Hij zijn enige Zoon heeft gezonden. Om die liefde gaat het. Broeders en zusters, wij worden bemind. Maar klopt dat dan met lijden, miskenning, verwerping? Sint Jan van het Kruis constateerde: De liefde wordt niet bemind. Bieke Vandekerckhove, gisteren begraven, schreef: Liefde doet verschrikkelijk veel pijn. Armand Demeulemeester zei bij onze kruisweg: centraal is toch het gaarne zien en de pijn die dat met zich meebrengt. Liefde en haar pijn. Over die dynamiek van de liefde gaat het. En Jezus vraagt dat wij diezelfde weg zouden gaan: Wie mijn volgeling wil zijn moet Mij volgen door zichzelf te verloochenen en zijn kruis op te nemen. Want wie zijn leven wil redden zal het verliezen. Maar wie zijn leven verliest omwille van Mij en het Evangelie zal het redden. Een heel paradoxale weg, een niet evidente weg. Het blijft een hele uitdaging. Wat Jezus zegt over Zichzelf en vraagt aan ons, kunnen we niet zomaar bevatten. Het heeft te maken met echt leven, met waarachtig liefhebbenen die hebben een eigen logica, vaak zo tegengesteld aan een redelijke logica. En dat kan maar als we niet langer vastzitten aan onszelf, als we beseffen dat mooie woorden niet voldoende zijn. Trouwens dat hoorden we ook in de tweede lezing: Wat baat het een mens te beweren dat hij geloof heeft, als hij geen daden kan laten zien? Jezus doet God. In Jezus krijgt Gods mensenliefde handen en voeten, wordt ze vlees en bloed.

En dat is ook onze weg als christen. Ook voor ons brengt dit mee zijn leven verliezen en zo tot redding te komen. Als slot wil ik nog enkele woorden lenen omdat ze zo beklijvend zijn betreffende deze evangelieboodschap. Ze komen uit een al wat oudere tekst van Louis Dupré: Waarom zou de liefde voor Christus ook vereisen dat ik Hem volg in zijn lijden? Is het dan niet voldoende dat Hij dit lijden moest ondergaan? Het antwoord hierop ligt in de onverbrekelijke eenheid tussen lijden en liefde. Enkel in het lijden bewijst de liefde haar echtheid. Alleen vrijwillig aanvaard lijden behoedt ons voor zelfzucht in de liefde. Lijden is van nature passief. In het lijden houd ik op het centrum van mijn beslissingen te zijn. Mijn natuurlijke geneigdheid gaat de andere richting uit. Ik ben er altijd op uit de situatie onder controle te houden, haar te beheersen vanuit een eigen innerlijk centrum. Zelfs in de liefde, ook in de liefde voor God, ben ik erop uit iets te doen voor de beminde. Maar de moeilijkheid met doen is dat ik uiteindelijk doe wat ik graag doe. Ik blijf in het middelpunt staan en liefde die om het zelf blijft cirkelen, kan geen waarachtige liefde zijn. Het klinkt paradoxaal, maar het is niettemin waar: enkel het gebroken zelf is het geven waard.

Amen.

Abt.Manui