Homilie Nieuwjaar 2020


O, blijf dan niet verre van mij:
nu is mij wat dreigde genaderd;
en er is geen mens die mij helpt.

Zusters en broeders,

Vers 12 uit Psalm 22. Ik besef dat het wat gewaagd is om op nieuwjaarsdag met zo’n vers voor de dag te komen – een vers dan nog uit één van de donkerste psalmen van ons psalmenboek. En toch, ik kan niet anders. Dat vers draag ik al enige tijd mee en wel als een lichtpunt, als een anker, als hoop!

2020 is pas begonnen – toekomst – wat naar ons toekomt. En hoe dan ook - nu is mij wat dreigde genaderd. Toekomst heeft een dreigement in zich. Ik weet niet of jullie dat ook overkomt, maar vaak, heel vaak netelt er zich in mij bij het lezen van de krant een gevoel van onbehagen, van onzekerheid, onveiligheid, zelfs een zekere angst. Wat komt er naar ons toe? Ik noem enkele zaken die blijven hangen. Dichtbij in eigen land – de regeringsvorming die maar niet van de grond komt. Men aarzelt. Men waagt het niet. Verhinderen eigenbelang, partijbelang het gemeenschapsbelang? En ondertussen in het parlement discussies over heel wezenlijke ethische kwesties, die als het ware even tussendoor moeten behandeld worden. Het Verenigd Koninkrijk en de gehele Brexit-geschiedenis: een diepe, schrijnende verdeeldheid in wat verenigd leek. Impulsieve regeringsleiders in meerdere landen op onze aardbol, die zovele vragen oproepen en soms gewoon met verstomming slaan. De democratie als regeringsvorm komt onder druk te staan, wordt zelfs in vraag gesteld. Ik speur een angst dat veel van wat verworven leek uit balans dreigt te raken: stuurloosheid, controleverlies. De migratiestroom, die verre van gedaan is en de moeite, de grote moeite om een waarde als gastvrijheid te blijven koesteren.

De klimaatverandering – protesten van jongeren, maar evenzeer negeren en onverschilligheid. Ik besef – die lijst kan met nog zoveel aangevuld worden.
Nu is mij wat dreigde genaderd. Toekomst – wat naar ons toekomt in de kerk, in onze kerkgemeenschap. Er is veel onzekerheid. Onlangs nog een bevriend priester die zich meer dan totaal inzet. Hij zei mij: “Ik heb tijd tekort om gewoon te doen wat ik moet doen – onderhoudspastoraal. En ik heb geen tijd over voor het wezenlijke, voor ongebaande wegen die nochtans moeten verkend worden.” Paus Franciscus zei op 21 december tot de leden van de Curie: Wij leven niet langer in de christenheid. We zijn daar niet meer. Beseffen we dat we ons niet meer bevinden in een tijdperk van veranderingen, maar in een verandering van tijdperk?
Nu is mij wat dreigde genaderd. Zusters en broeders, toekomst – wat naar ons toekomt ook in dat eigenste dagdagelijkse leven dat wij leiden, dat ik leid. Dus heel dichtbij: de noodzaak van veranderingen en de onmacht eraan te beginnen. Relatiepatronen die zich steeds weer herhalen. Zien dat het anders moet en ongeloof dat het anders kan. Misschien nog het sterkt het besef hoezeer het eigen ikje zo moeilijk loskomt uit gewoontes, uit verworvenheden, uit de zogenaamde comfortzone. Ook hier is een plek waar angst speelt en het gevaar zich terug te trekken in de veiligheid van het vertrouwde, wat neigt tot zelfgenoegzaamheid.

Broeders en zusters, ik weet het, ik weet het goed: sombere woorden op deze nieuwjaarsdag.
Maar het zijn geen laatste woorden. Want de bede klinkt: O, blijf dan niet verre van mij: nu is mij wat dreigde genaderd; en er is geen mens die mij helpt. Een bede tot Iemand. Nee, geen mens! Of toch een mens? De herders haastten zich naar Bethlehem en vonden Maria en Jozef en het pasgeboren kind, dat in de kribbe lag… Het kind ontving de naam Jezus. Jezus – wat betekent: God redt. Er is geen mens die mij helpt, die mij redt. Maar we hebben wel een Redder – God redt – Jezus, onze Heiland. Jezus die ons steeds weer aanzegt: Weest niet bevreesd. Zingen we niet in Psalm 118: De Heer is mèt mij, aan mijn zijde. Beter veilig te zijn bij de Heer dan het te verwachten van mensen, beter veilig te zijn bij de Heer dan van machtigen het te verwachten. God redt. In het Matteüsevangelie wordt dit nog verder ingevuld: Zij zal een zoon ter wereld brengen die gij Jezus moet noemen, want Hij zal zijn volk redden uit hun zonden. De wereld, de kerk, ons eigenste leven – zusters en broeders – ze zijn gewond door de zonde – of misschien zeg ik beter getekend door wat de zonde ons mensen aandoet door ons van elkaar te scheiden, door barrières en blokkades tussen ons in te doen ontstaan, door verdeeldheid en tweespalt, door argwaan en wantrouwen. Dààr komt Hij ons uit optillen, daar komt Hij ons uit bevrijden door één te maken wat verdeeld is, door te verbinden wat uiteen ligt. Jezus – God redt – door relatieherstel, want leven groeit slechts in verbinding en daartoe brengt Hij genezing. Jezus leert ons bruggen te bouwen naar elkaar toe in plaats van muren die ons van elkaar scheiden. Jezus - God redt. In Psalm 91 zegt Hij tot de mens, tot ons: Klampt hij zich vast aan Mij. Ik zal hem redden. Ik maak hem groot, omdat hij mijn Naam belijdt. Roept hij, Ik antwoord. In angst en nood: Ik met hem. Ik maak hem vrij en bekleed hem met heerlijkheid. Leven zal hij, tot in lengte van dagen. Hij zal mijn redding aanschouwen.
Daartoe is Hij in ons leven gekomen. Los van Hem kunnen wij niets, ook niet in het komende jaar, maar met Hem mag het een genadejaar worden.
Zalig Nieuwjaar!
Abt. Manu