Homilie Witte Donderdag 2020




 

 INLEIDING

      In de naam van de Vader en de Zoon en de heilige Geest. AMEN.
(          De genade van de Heer Jezus Christus, de liefde van God en
          de gemeenschap van de heilige Geest zij met u allen. EN MET UW GEEST.

God zij ons genadig, Hij zegene ons, doe zijn aanschijn over ons lichten,
dat op aarde uw weg zij geweten, onder alle volken uw heil.
Broeders, zo staan we hier vanavond als kleine kerk – anders dan anders –
wat afgezonderd om de grote daden van de Heer te gedenken.
Afgezonderd, maar evenzeer verbonden met allen wie God genadig wil zijn.
Met een uitgedeind hart, ook al beseffen we dat wij niet altijd met die weidsheid leven.
Daarom willen we eerst onze zonden belijden, ons keren tot God om deze eucharistie goed te kunnen vieren.
Ik belijd …

Moge de almachtige God zich over ons ontfermen, onze zonden vergeven,
en ons geleiden tot het eeuwige leven. AMEN.



HOMILIE

Hoe zouden wij ooit voor elkaar kunnen leven
had Hij ons de liefde niet voorgeleefd,
die tot de dood zich prijs heeft willen geven,
die Zoon van God, ons aller slaaf is geweest.

Broeders, (en alle zusters en broeders met wie we ons verbonden weten)

Zo komt deze avond Jezus – de Heer – naar als toe – als een slaaf, als een slaaf  die onze voeten wast. We horen het telkens in de vesperkantiek op zaterdagavond: Hij heeft zichzelf ontledigd en het bestaan van een slaaf op zich genomen. Hij is aan de mensen gelijk geworden. Jezus is aan de mens gelijk geworden. Aan de mens die zelfs niet als mens gezien werd – aan een slaaf.
Begin jaar las ik de roman van Véronique Olmi, Bakhita – het verhaal van Josephina Bakhita: Van slavernij naar vrijheid. Toen Bakhita 9 jaar was, werd ze door slavenhandelaars ontvoerd. Tot vijfmaal werd ze op de slavenmarkten van Soedan verkocht – mensonterende verhalen. Tenslotte werd ze door een Italiaanse handelaar gekocht  en kwam ze terecht in Italië waar ze de vrijheid kreeg.
Nu pas, door dit verhaal te lezen, besef ik een beetje wat slavernij is, wat het is slaaf te zijn. Slaaf zijn is niets zijn, zelfs minder dan niets, overgeleverd aan de willekeur van meesters, niet van tel, geminacht. Jezus is slaaf geworden. Hij is afgedaald in alles wat menselijk is tot in het onmenselijke toe dat mensen elkaar kunnen aandoen. In haar bekeringsproces beseft Bakhita dat Jezus – de Meester – slaaf is geworden, aan haar gelijk is geworden, dat de Meester is afgedaald tot waar zij staat, zich met haar vereenzelvigt.  Zij krijgt op een bepaald ogenblik een klein kruisbeeldje als teken van het christelijk geloof. Ze raakt de corpus aan en stamelt: Hij weet wat het is slaaf te zijn.
En wel uit liefde. Zegt Johannes niet in het begin van het evangelie van Witte Donderdag: Hij gaf hun een bewijs van zijn liefde tot het uiterste toe. Bakhita weet: die liefde  - die liefde van God uit is zó anders dan wat wij vaak liefde noemen. Die liefde is een persoon die zichzelf ontledigt, zich tot niets maakt om zo plaats te maken voor de ander. Deze zelfverloochening om plaats te laten aan de ander, is het wezen van de liefde. Bakhita begrijpt: uit liefde. Uit liefde – helemaal ontdaan – dáár op het dieptepunt van haar eigen niets zijn, van haar ontdaanheid is Hij. En door die omarming wordt het heel anders. De liefde is afgedaald in de totale niet-liefde en breekt ze open. Van slavernij naar vrijheid. Omarmende liefde, barmhartige liefde.
Ik las: Met Christus is de maat van het mededogen voortaan niet langer menselijk, maar die van de mens-geworden God, de maat van het mededogen van een God die een lijdende mens is geworden, meelijdend met heel de mensheid. De passie van Christus toont ons niet alleen hoeveel God geleden heeft voor ons, maar ook met ons. God kon niet lijden voor ons zonder met ons te lijden; Hij heeft geleden voor ons door te lijden met ons. Het lijden van Christus is geheel en al mede-lijden – com-passie. Broeders, zegt dat ook niet waar God is in deze verwarde en verwarrende tijden. Hij is met ons in al wat nu de mensheid beroert. Hij is erin afgedaald.
De voetwassing is die afdaling. En ze wordt nog versterkt door het tweede teken van deze avond: Dit is mijn lichaam voor u. Dit is mijn bloed dat voor u en alle mensen wordt vergoten tot vergeving van de zonden. Hij wordt dat brood; Hij wordt deze wijn. Brood om te eten – geheel de uwe. Wijn om te drinken. Kan het nog sterker gezegd worden dat Hij zich totaal geeft aan de mens? Uit liefde – om ons vrij te maken, om ons het leven te geven, te hergeven.

En dat houdt ook iets in voor ons. Jezus zegt: Begrijpt gij wat Ik u gedaan heb? Als ik, de Heer en Meester, uw voeten heb gewassen, dan behoort ook gij elkaar de voeten te wassen. Wanneer Bakhita de vrijheid krijgt en intreedt bij de zusters van Canossa, wordt haar ‘vrije leven’ geheel en al dienstbaarheid. Zij geeft zich totaal. Misschien zou de ondertitel van het boek juister zijn als er gestaan had: van slavernij naar dienstbaarheid. En waarom ? Omdat zij de liefde heeft leren kennen. Ik herhaal: liefde is een persoon die zichzelf ontledigt, zich tot niets maakt om zo plaats te maken voor de ander. En we zien dat deze dagen ook zozeer gebeuren in deze coronacrisis: artsen, verplegend personeel, winkelbedienden, mensen die gewoon hun plicht vervullen om de maatschappij draaiende te houden… Ze cijferen zichzelf weg in de zorg voor anderen.
Broeders, mogen ook wij groeien in die liefde.

Abt. Manu
Amen.