Homilie Pasen 2020

 

Die geleden heeft onder Pontius Pilatus,
gekruisigd is, gestorven en begraven;
die neergedaald is ter helle,
de derde dag verrezen uit de doden.

Broeders,  (en alle zusters en broeders met wie we ons verbonden weten)

Op Witte Donderdag bleven wij stilstaan bij Jezus’ afdaling tot onze voeten, verder zelfs tot in het gebroken brood, in de vergoten beker. Hij heeft een slavenbestaan aanvaard. Gisteren zijn afdaling in de duisternis van het graf. En nu een stukje uit de geloofsbelijdenis, dat ons zegt dat de afdaling nog verder ging: neergedaald ter helle. Vorig jaar kort na Pasen kreeg ik bezoek van iemand die tijdens de Goede Week in Londen had verbleven – een zakenreis – met ook wat hij noemde enkele ‘culturele activiteiten’. Zo had hij een Evensong bijgewoond in een Anglicaanse kerk. Daar was iets gebeurd dat hem totaal verraste en overhoop haalde. Hij zei: God was al jaren heel ver weg en opeens ontstellend dichtbij. Het had te maken met een lied dat toen gezongen werd. Hij gaf me de tekst: De ballade van de Judasboom.
Ik lees in vertaling:




In Hell there grew a Judas Tree
Where Judas hanged and died
Because he could not bear to see
His master crucified
Our Lord descended into Hell
And found his Judas there
For ever haning on the tree
Grown from his own despair
So Jesus cut his Judas down
And took him in his arms
"It was for this I came" he said
"And not to do you harm
My Father gave me twelve good men
And all of them I kept
Though one betrayed and one denied
Some fled and others slept
In three days' time I must return
To make the others glad
But first I had to come to Hell
And share the death you had
My tree will grow in place of yours
Its roots lie here as well
There is no final victory
Without this soul from Hell"
So when we all condemned him
As of every traitor worst
Remember that of all his men
Our Lord forgave him first

In de hel groeide een Judasboom
waaraan Judas hing en stierf,
omdat hij niet verdragen kon
zijn Meester gekruisigd te zien.
Onze Heer daalde af in de hel
en vond zijn Judas daar
voor eeuwig hangend aan de boom
gegroeid uit zijn eigen wanhoop.
Maar Jezus maakte Judas los
en nam hem in zijn armen.
“Om dit te doen kwam Ik”, zei Hij
“en niet om je kwaad te doen.
Mijn Vader gaf me twaalf goede mensen,
Ik hield ze allen samen
hoewel één Mij verried en één Mij verloochende, sommigen vluchtten en anderen sliepen.
Binnen drie dagen moet Ik terugkeren
om de anderen blij te maken,
maar eerst moest ik komen naar de hel
en jouw dood delen.
Mijn boom zal groeien in plaats van de jouwe
zijn wortels zitten hier evenzeer.
Er is geen uiteindelijke overwinning
zonder deze ziel uit de hel.”
Zo – als allen hem veroordelen
als de ergste van de verraders
vergeet dan niet dat van al zijn mensen
onze Heer hem het eerst vergeven heeft.

(D. Ruth Etchells)


Misschien denken er sommigen: ‘maar dat is theologisch of exegetisch niet juist. Dat gaat te ver – zo staat het niet in de Schrift. En daar heb ik geen antwoord op. Wat ik wel meer en meer besef: wij hebben grenzen nodig, wij kunnen niet zonder. Maar God, Gods Zoon. Voor Hem is er geen afdaling te ver, of te diep. We hoorden al hoe ingrijpend dat was in het verhaal van Bakhita op Witte Donderdag. En nu nog verder – tot bij Judas. Liefde die niet-liefde openbreekt. Liefde die geen grenzen kent. Liefde die elke dood tegemoet gaat. Liefde die zegt: Ik ben er!
En dat gebeurt ook nu – afdalend in de hel. Mag ik eindigen met een nog ander verhaal – heel actueel – Lombardije – een dokter Julian Urban schrijft:
Nooit in mijn donkerste nachtmerries had ik me kunnen voorstellen wat ik gezien en ervaren heb hier in ons ziekenhuis gedurende drie weken. In het begin waren er een paar patiënten, dan tientallen en dan honderden. Nu zijn we geen artsen meer, we zijn sorteerders aan de lopende band geworden en we beslissen wie er moet leven en wie naar huis moet worden gestuurd om te sterven, ook al hebben al deze mensen hun hele leven Italiaanse belastingen betaald .
Tot twee weken geleden waren mijn collega's en ik atheïsten; dat was normaal, omdat we artsen zijn en we hebben geleerd dat wetenschap de aanwezigheid van God uitsluit.
Ik lachte altijd als mijn ouders naar de kerk gingen.
Negen dagen geleden kwam een 75-jarige priester bij ons. Hij was een aardige man, hij had ernstige ademhalingsproblemen, maar hij had een bijbel bij zich en we waren onder de indruk dat hij die aan de stervenden voorlas en hun hand vasthield.
We waren allemaal moe, ontmoedigd, mentaal en fysiek uitgeput, maar we vonden tijd om naar hem te luisteren.
Nu moeten we toegeven: wij als mens hebben onze grenzen bereikt, dat is alles wat we kunnen doen, en er sterven elke dag meer en meer mensen.
En we zijn uitgeput,  twee collega's zijn overleden en anderen zijn besmet.
We hebben ons gerealiseerd dat - waar wat de mens kan doen, eindigt - we God nodig hebben.  We beginnen Hem om hulp te vragen als we een paar minuten hebben; we praten met elkaar en we kunnen niet geloven dat we als wilde atheïsten nu elke dag op zoek zijn naar onze vrede en de Heer vragen ons te helpen weerstand te bieden, zodat we voor de zieken kunnen zorgen.
Gisteren stierf de priester, onze 75-jarige voorganger die, hoewel we hier in drie weken meer dan 120 doden hebben geteld en we allemaal uitgeput en verwoest waren, ons ondanks zijn toestand en onze moeilijkheden , een VREDE  heeft weten te brengen die we niet eens meer hadden verhoopt.
Onze voorganger is naar de Heer gegaan en binnenkort zullen we hem ook volgen als het zo doorgaat.
Ik ben 6 dagen niet thuis geweest, ik weet niet wanneer ik voor het laatst heb gegeten en ik word me bewust van mijn nutteloosheid op deze aarde en ik wil mijn laatste adem opdragen aan het helpen van anderen. Ik ben blij dat ik tot God ben teruggekeerd terwijl ik omringd ben door het lijden en de dood van mijn medemensen.
De dood is er. Maar God leeft! Hij leeft met ons! Hij leeft in ons!
AMEN.

Abt Manu.