Homilie 5 de Paaszondag jaar B

 

 

Broeders,

Pasen, de Heer leeft.  Hij is in ons midden. Hij zit aan onze tafel en spreekt tot ons. Wij luisteren naar zijn stem. Ik ken de mijnen en de mijnen kennen Mij, zoals de Vader Mij kent en Ik de Vader ken. Zo sprak Hij ons vorige week toe. En vandaag gaat het weer over de Vader, over Jezus en over ons. Een verder, een dieper doorvorsen van dat wederzijds kennen: de Vader en Jezus, Jezus en wij. Vorige week gebruikte Jezus het beeld van de herder en zijn schapen. Vandaag gaat het over de wijnstok en de ranken. Het gaat daarbij om een innig verband: ranken zitten aan de wijnstok vast. Het gaat om een vitale band, een levensnoodzakelijke band. Voor de ranken komt alle leven via de wijnstok. Los van Mij kunt gij niets. Maar ook de wijnstok is afhankelijk. De wijnstok heeft de zorg van de wijnbouwer nodig: hij is het die plant, bemest, snoeit, zuivert en die dat alles doet met een bedoeling: vruchten, rijke vruchten.


Jezus vult de rollen van zijn beeldspraak heel precies in: de wijnbouwer is zijn Vader, Hijzelf is de wijnstok, de ware wijnstok en de leerlingen, wij zijn de ranken. Elk heeft zijn plaats. Het doet me denken aan een treffend woord van frère Luc van Tibhirine: Ons leven dient ingevoegd te zijn waar het hoort. Ons probleem bestaat in het ‘juist gesitueerd zijn’, wat wil zeggen ‘verbonden zijn’. Het relationele is wat ons doet leven. Wat we nodig hebben om te leven, kunnen we niet in onszelf vinden. En dat gegeven geldt voor Jezus én voor ons.
Jezus begint met te zeggen: Ik ben de ware wijnstok en mijn Vader is de wijnbouwer. Jezus en zijn Vader. Die band is eerst. Alle leven komt van de Vader. We hoorden het in meerdere toonaarden in de evangelielezingen van de voorbije week: Die werken doe Ik in de naam van mijn Vader. Ik en de Vader, Wij zijn één. Wie Mij aanvaardt, aanvaardt Hem die Mij gezonden heeft. Gelooft in God, gelooft ook in Mij. Wie Mij ziet, ziet de Vader. Gelooft ge niet dat Ik in de Vader ben en de Vader in Mij is? Gelooft Mij: Ik ben in de Vader en de Vader is in Mij. Jezus – Zoon van de Vader – één en al verbondenheid. Het relationele is wat Hem doet leven. Het tekent Jezus voluit. En dit leven-gevend verband wil Hij ook voor ons.
Daarom durft Hij aan ons voorhouden: Ik ben de wijnstok, gij de ranken. Blijft in Mij dan blijf Ik in u. Die verbondenheid is ons tot leven. Wij zijn van Hem. Hem behoren wij toe. Het is een blijvende verbondenheid. Meer zelfs de Vader zorgt ervoor dat wat die verbondenheid zou kunnen schaden, wordt verwijderd. Elke rank aan Mij die vrucht draagt, zuivert Hij. Jezus duidt tevens een belevingsvorm aan van dit in Hem verblijven: “maken dat zijn woorden in ons blijven”. Zijn woord is ons tot voedsel, is een manier waarop het sap van de wijnstok in de ranken stroomt. Het is een heel concrete vorm van in Hem zijn: zijn woord is een licht op ons pad. En het reinigt ons: Gij zijt al rein dank zij het woord dat Ik tot u gesproken heb.
De ranken ontvangen leven. Maar het verhaal gaat nog verder. Het leven dat de ranken krijgen is er niet voor henzelf. De bedoeling is dat zij vruchten dragen. Het leven dat wij krijgen, dienen wij door te geven. Ranken zijn geleiders van leven. Leven dat niet uit henzelf komt en dat ze ook niet voor zichzelf behouden. Echt leven kunnen we alleen maar weggeven en ontvangen. Jezus zegt het zo geheimenisvol: Hierdoor wordt mijn Vader verheerlijkt dat gij rijke vruchten draagt: zo zult gij mijn leerlingen zijn.
Dat geldt voor alle leerlingen, ook voor ons monniken.
Soms is het niet zo duidelijk wat de vruchten zijn van ons leven. Onze Constituties hebben weet van die moeilijkheid. Er staat: Het klooster weerspiegelt het mysterie van de Kerk. Door de trouw aan hun monastieke levenswijze en door de verborgen apostolische vruchtbaarheid die hun eigen is, dienen de monniken het volk van God en de gehele mensheid. De vruchten zijn verborgen. Dat is geen comfortabele werkelijkheid. Het doet me weer denken aan enkele dichtregels van Adriaan Roland Holst die ik hier nog uitgesproken heb:
Ik zal de halmen niet meer zien
noch binden ooit de volle schoven
maar doe mij in de oogst geloven
waarvoor ik dien.
Dorevaartmensen – dat is onze roeping.
En nog een laatste iets – over de verbondenheid tussen ons in – in onze gemeenschap. Wij zijn ranken aan de wijnstok. Pas door het geënt zijn op de wijnstok hebben we een band met elkaar. Die band is er niet zonder de wijnstok en alle waarachtige verbondenheid verloopt via de wijnstok. Hij is ons midden. Alleen door ons vastzitten aan de wijnstok, horen wij thuis bij elkaar. Ook dat vraagt soms snoeiwerk. Ranken moeten geleid worden. Ook dat gebeurt ons. En het gebeurt als wij ons houden aan zijn geboden zoals verwoord in de tweede lezing: En dit is zijn gebod: van harte geloven in zijn Zoon Jezus Christus en elkaar liefhebben zoals Hij ons bevolen heeft. Wie zijn geboden onderhoudt blijft in God en God blijft in hem.
AMEN.

Abt. Manu