Homilie 21° zondag C 2022
Jezus zette zijn weg voort naar Jeruzalem.
Zusters en broeders,
Zo staat het bij het begin van het evangelie van deze zondag. Jezus op weg naar Jeruzalem, op weg naar zijn bestemming. Op die weg komen mensen Jezus tegemoet met hun vragen, met allerlei vragen zoals de vraag die we zopas hoorden: Heer, zijn het er weinig die gered worden? Jezus beluistert die vragen, ook de vraag van vandaag, maar zijn antwoorden zijn vaak verrassend, ongewoon, confronterend. Zo ook het antwoord op de nu gestelde vraag. Jezus antwoordt in feite niet op de vraag: hij spreekt niet van veel of weinig, Hij vult geen statistiek in. Nee, Hij spreekt de man zelf aan: ù. Spant ù tot het uiterste in om door de nauwe deur binnen te komen. Jezus confronteert de man met zijn eigen bestemming en Hij gebruikt daarbij een beeld: het gaat om binnenkomen door de nauwe deur.
Broeders en zusters, het is goed om daar bij stil te staan. Ook wij zijn op weg naar onze bestemming, die we nu eens bewust tegemoetzien en dan weer veraf beschouwen of waar we liever niet aan denken. Onze toekomstige ‘woning’ – als ik het zo mag uitdrukken – is blijkbaar niet te bereiken via een grote, brede poort. De toegang tot het huis van de Overkant is een smalle deur. Ik zou zeggen: de achterdeur, de dienstingang.
Over welke deur gaat het? Hoe komen via deze deur binnen? Toen ik die vragen op me af liet komen, moest ik terugdenken aan meerdere evangeliewoorden van de voorbije dagen. Vorige dinsdag: voor een rijke is het moeilijk het Rijk der hemelen binnen te gaan. Nog sterker: voor een kameel is het gemakkelijker door het oog van een naald te gaan dan voor een rijke in het Koninkrijk Gods te komen. En we hoorden ook de reactie van de leerlingen: Wie kan dan nog gered worden? Of enkele dagen eerder, wanneer de leerlingen kinderen verhinderen om bij Jezus te komen: Laat de kinderen toch bij Mij komen en houdt ze niet tegen. Want aan hen die zijn zoals zij behoort het Konikrijk Gods. Voorwaar, Ik zeg u: wie het Koninkrijk Gods niet aanneemt als een kind, zal er zeker niet binnenkomen. De nauwe deur is heel letterlijk toegankelijk voor wie klein is: een kind, een arme, een dienstknecht. Iemand die de trekken heeft van Jezus zelf, die om onzentwille kind is geworden, arm is geworden, dienstknecht is geworden. Met andere woorden: iemand die gelijkvormig is geworden aan Jezus zelf.
Iemand die zich kind weet, dochter, zoon van de hemelse Vader, die beseft – ik ben schepsel, ik leef uit Gods hand. Iemand die arm is, die geen bagage meesleurt, waarvan hij denkt dat dit zo nodig bij hem hoort, die zogezegde ‘levensnoodzakelijke’ verlengstukken van geld, bezit, maar ook naam, aanzien, macht laat voor wat ze zijn. Iemand die dienaar is geworden, die de heldere liefde van het broederlijk dienen beoefent, die mensen niet aan zich bindt, die medemensen niet gebruikt als aanhangsels van zichzelf. De nauwe deur laat niet toe dat we veel binnenbrengen, zelfs bitter weinig. Nee, enkel onszelf in onze puurheid, kind van de Vader, ontdaan van al wat bijkomstig is, ontvankelijk en vrij. Nogmaals, zozeer gelijkend op Jezus zelf.
Jezus waarschuwt daarbij nog voor iets. Hij zegt dat we wanneer we niet binnengelaten worden we zullen opwerpen: In uw tegenwoordigheid hebben we gegeten en gedronken, en in onze straten hebt U onderricht gegeven. Jezus, ik ken U toch. Ik ben christen. Ik heb mijn gebeden opgezegd. Ik heb in de Bijbel gelezen. Ik heb goede werken gedaan. De vraag is echter: ben ik geworden wie ik ben? Ben ik christen geworden? Leef ik vanuit Hem? Deze week las ik in een boek over het monnikendom in Roemenië een opmerking die me trof en naar mijn aanvoelen hiermee te maken heeft. Een starets beschrijft hoezeer gehoorzaamheid en zelfgave – een echt breken met zichzelf - onlosmakelijk verbonden zijn met het Jezusgebed, want het gedenken van de naam van Jezus kan tot een gewoonte worden, die samengaat met het blijven vastzitten in onze passies en begeerten.
Zusters en broeders, misschien wordt het nog helderder wanneer ik gewoon verwijs naar het feest dat we maandag hebben gevierd: Maria Tenhemelopneming. De Moeder Gods heeft haar bestemming bereikt. Maar is zij ‘glorieus’ de hemel binnengegaan via een wijde, brede poort? Nee, ook zij is via de nauwe deur binnengekomen, de dienstingang. Luisteren we maar naar het evangelie van dit feest, naar het Magnificat, dat we elke avond bidden als herinnering aan de weg die ook wij te gaan hebben.
Zij weet wie groot is – de Heer. De Heer heeft neergezien op haar klein leven – niets dan zijn dienstmaagd. De Heer heeft aan haar gehandeld naar Zijn grootheid. De zelfverheffing slaat Hij met paniek. Wie niets is, wordt verhoogd. Die hongert, geeft Hij van zijn overvloed, bezitters gaan naar huis met lege handen.
Elke dag zeggen we deze woorden. De nauwe deur - dagdagelijks wordt ons aangezegd dat dit de enige toegang is én wel als een bevrijdend woord. We moeten niets hebben, niets zijn. Als we echt zijn, wie we zijn – mensenkinderen, kinderen van de hemelse Vader – één en al uitstaand naar Hem – alles van Hem verwachtend – dan staat die nauwe deur hemelsbreed open. Amen.