Homilie 29ste zondag 2022

 

Zal de Mensenzoon bij zijn komst het geloof op aarde vinden?
Heer, geef ons meer geloof.
    
Zusters en broeders,

De laatste zin van het evangelie van deze zondag en de eerste zin van het evangelie van twee zondagen geleden. Bij het luisteren naar de evangeliewoorden van vandaag hoorde ik opnieuw die woorden van twee weken geleden. Het gaat over ‘geloof’ – een rode draad doorheen het woord van God dat zoekt om in onze levens binnen te komen.
Ik zou eerst graag even stilstaan bij de bede: Heer, geef ons meer geloof. De apostelen vragen dat vanuit wat ze Jezus horen zeggen en zien doen.
- Zijn woord dat hen door elkaar schudt, hen bevraagt: Gij kunt niet God dienen en de mammon. Waar de mensen naar opzien, is in Gods ogen een gruwel. Als ze naar Mozes en de profeten niet luisteren, zullen ze zich ook niet laten overreden, als er iemand uit de doden opstaat. Zevenmaal per dag uw broeder vergeven. Heer, geef ons meer geloof.


- Ze zien Jezus bidden: vroeg nog diep in de nacht staat Hij op. Jezus spreekt tot God: ‘Vader’. Jezus leeft met, door, uit de Vader. Wat is ons bidden, als we Jezus zien bidden? Heer, geef ons meer geloof.
- Ze zien Jezus omgaan met de mensen. Zijn voorkeursliefde voor de kleinen, de armen, de uitgestotenen, de zondaars, diegenen die in mensenogen van geen tel zijn of nagewezen worden. Ook hier weer: Heer, geef ons meer geloof.
Bij Jezus zijn, Hem horen en zien doet ons beseffen: wij zijn begrensd, wij zijn echt arm, wij zijn zwakke mensenkinderen met een geloof kleiner dan een mosterdzaadje. Daarom die bede: Heer, geef ons meer geloof.

Zusters en broeders, ons klein geloof. Als wij er ons bewust van worden, als wij die kleinheid en zwakheid niet ontlopen, maar juist erkennen, dan kunnen wij openkomen voor het cadeau van het geloof. Want geloven is een gave, is genade. Jezus verbindt het geloof in het evangelie van vandaag met bidden en wel heel expliciet: Jezus leerde in een gelijkenis aan zijn leerlingen dat zij steeds moesten bidden en daarin niet versagen. Geloof en gebed staan inderdaad in een onlosmakelijk verband: geloven betekent bidden. Als we alleen maar kunnen bidden dankzij een levend geloof, dan is het ook zo dat ons geloof levend blijft dankzij het gebed. Is het verwonderlijk dat Jezus in de gelijkenis de figuur oproept van een weduwe? Iemand die weerloos is en behoeftig, die haar zwakheid, haar afhankelijkheid erkent, die haar nood durft openleggen met volharding.
Bidden, geloven – het moet ons gegeven worden. Het is het werk van de Heer in ons. Daartoe moet er ruimte zijn, ontvankelijkheid, behoeftigheid, erkennen van onze broosheid. De ervaring van onze zwakheid leert een mens bidden. In onze nood richten wij ons tot God. Bij Isaac de Syriër las ik: Weet een mens dat hij van alle hulp verstoken is, dan bidt hij overvloedig. En hoe meer hij bidt, hoe meer zijn hart zich zal vernederen. Want bidden en smeken kan niet zonder nederig te zijn. Een gebroken en vernederd hart kan God niet misprijzen. Zolang het hart niet tot nederigheid werd gebracht, is het onmogelijk aan de verstrooiing te ontsnappen. Immers de nederigheid brengt het hart tot ingetogenheid. Zodra een mens zich nederig weet, komt het  medelijden hem omgeven, en het hart voelt dan goddelijke hulp. Hij ontdekt de kracht van het vertrouwen. Isaac besluit: voortaan vindt hij genoegen in het gebed van vertrouwen en zijn hart straalt van geloof. Gebed en geloof – zo innig met elkaar verbonden. Het vraagt dat we durven gaan staan in onze onafheid en daarin uitstaan naar de Heer met een vertrouwensvol hart, met volharding en vasthoudendheid. Gebed is als de adem van het geloof. Daarom zegt Jezus: steeds bidden en daarin niet versagen,  altijd bidden zonder moe te worden. Het is constant bij Hem verwijlen. Wat er ook gebeurt in ons concrete leven: niet deserteren, niet opgeven. Bidden is bij Hem blijven. Aanhoudend gebed maakt het geloof tot een dagelijkse relatie met de Heer. Het doet me ook denken aan woorden van Tomàs Halìk, die we deze week in onze refter hoorden: Er is een enorm verschil tussen vrome reflectie over een religieus onderwerp en het moment waarop je je tot God richt vanuit het diepste van je hart. Moge de Heer ons dat geven. Heer, geef ons meer geloof. AMEN.